het bekorende der nieuwheid; en wanneer dan eindelijk de stad Luik, het doel van zijnen togt, aan eene aanmerkelijke kromte van de Maas, aan den voet van, en tegen en op de rotsen gebouwd, met zijne heerlijke brug van steen, met zijne kerken en torens en menig schoon gebouw, zich voor zijnen blik vertoont, dan spreekt hij een vaderland gelukkig, hetwelk op zulke grootsche natuurtooneelen roem mag dragen.
De fraaije ligging der stad is, sedert eenige jaren, door plaatselijke veranderingen en verbeteringen, zeer toegenomen; en nog is men bezig, zoo wel binnen dezelve, als aan den kant der rivier, aan het geheel een schooner en grootscher aanzien te geven. Zijn de plannen, hiertoe ontworpen en aanvankelijk ter uitvoering gelegd, eenmaal voltooid, dan zal gewis de reiziger deze plaats met de grootste zelfvoldoening bezoeken en met weêrzin verlaten.
In de benedenstad, naar de rigting van den loop der rivier aangelegd, vindt men doorgaans breede straten, schoone pleinen, voortrefselijke gebouwen, als: het gebouw der Akademie, den Schouwburg en andere gestichten; maar inzonderheid trekt hier eene welaangelegde wandelplaats het oog des vreemdelings: van dezelve, en gedurig meer afwisselende, naarmate de weg hier kronkelt, verkrijgt hij de schoonste gezigten op de kerken, torens, gebouwen en huizen der bovenstad; en, daar binnen dezelve de opgaande rots, hier en daar, met wijngaarden beplant is, - daar het geheel meer steil, en als 't ware hangend, met eene slechts geringe afmelling, oploopt, des te verrassender is hem een zoo ongewoon gezigt, des te schilderachtiger wordt hem elk deel van het overschoon geheel, en hij kan niet nalaten, aan de verhalen der grijze oudheid, aangaande de hangende tuinen van semiramis, te denken.
Ik bezocht een mijner bekenden in de benedenstad. Hoe verwonderd stond ik, uit de ramen van het vertrek, waar ik intrad, het uitzigt te hebben op een' niet onaanzienlijken tuin, en, over denzelven, op een' zeer grooten wijngaard, tegen de helling der rots aangelegd. Mijn vriend sloeg mij eene wandeling in denzelven voor, en gretig aanvaardde ik dit voorstel. Wij stegen eene menigte trappen op, en eerlang waren wij verre boven de ons omringende, aanzienlijk hooge, gebouwen verheven. Daar lag nu de benedenstad aan onze voeten, met een vrij, onbelemmerd en wijduitgestrekt gezigt op den schoonen omtrek aan de overzijde der Maas.