armen komen zeer dikwijls in het geval, het minnenloon, dat, ten geringsten prijze, van 12 tot 15 franks in de maand beloopt, niet te kunnen betalen. (De rekening van het minnenloon ondergaat dus niet zelden een te kort van vele duizenden, waarvan een groot deel voor de arme landlieden verloren gaat.) De zoogvader heeft, in dit geval, het regt, om den zuigeling naar het Minnengesticht te Parijs, - en dit, om denzelven naar het Vondelingshuis te zenden. Somwiflen moge de zoogmoeder er niet toe kunnen besluiten, om den zogzieken vreemden zuigeling, voor welken haar de weldsdig zorgende Natuur een gastvrij moederlijk gevoel inblies, uit te stooten in de woestenij der hulpeloosheid; maar - haar ontbreekt toereikend voedsel en deksel voor zichzelve en hem en haar eigen kroost. Dikwijis ook haakt de eigen vader en jammert de eigene moeder naar en om han afwezig kind, voor hetwelk zij het minnenloon schuldig bleven; dat zit nu daar buiten vast, als een pand in den lombard, en is des te bezwaarlijker te lossen, wanneer bij het Minnengesticht de schuld, door executie-onkosten tegen de ouders, nog vergroot is, en wanneer de burgerlijke wet zelve deze heilige schuld met hare gestrenge magt beschermt. - Niet zelden stijgt de ellende van het arme wicht nog hooger. Het laatste vertrouwen der zoogster op den pligt der ouderen neemt, welligt met de laatste hoop op Hem, die raven en zuigelingen spijst, een einde, en - het verlaten schepsel wordt aan den reizenden bode van het meergemeld gesticht overgegeven. Deze brengt zijnen kleinen last naar Parijs. Onderweg voedert hij het wicht zoo goed hij kan, ongeveer op gelijke wijze als men jonge vogels met de pen opkweekt; want niet altijd gaat de min mede. Terstond na de aankomst brengt het Instituut het ongelukkige wezen, omtrent hetwelk het menschelijk gevoel bankbrenkig werd, naar het Vondelingshuis. Weinige dagen daarna verschijnt de vader in het dorpje, met het losgeld voor zijn lang
ontbeerd kind. Thans verneemt hij deszelfs lot. Hij wil naar het Vondelingshuis; maar zonder het bewijs, dat den man der minue te Parijs is ter hand gesteld, kan hij het kind niet terug bekomen; en, om dit bewijs magtig te worden, moet hij het met zoo veel ontbering bijeengebragte sommetje achterlaten. Nu keert hij weder tot zijne reikhalzende vrouw: in stede van het kind, heeft hij een papier, en, zonder de toevallige medewerking van eenige