Arbeiden, een gaauwdiefs-kunstterm.
In het uit geloofwaardige Akten getrokken Roovers-en Gaauwdieven-Archief komt eene verklaring voor van der gaauwdieven kunstterm, arbeiden, welke, naar wij gelooven, niet zoo algemeen bekend is, als dezelve opmerking wekken moet. Woordelijk luidt de bedoelde plaats aldus: ‘Arbeiden heeten de schelmen, iemand zijne beurs, horologie, tabaksdoos, kettingen, zakdoek, ringen, halssieraad, hoofdbedeksel, ja zelfs hemdknoopen te ontsutselen, zonder dat de bestolene daarvan iets gewaarwordt. In deze kunst wordt den leeken praktisch onderwijs medegedeeld. Tot dit einde dienen twee ledepoppen van mans. en vrouwen grootte, naauwsluitend gekleed, en met kostbaarheden in de zakken voorzien. Aan deze zeer kunstig zamengestelde ledepoppen, welke men in elke menschelijke houding en toestand plaatst, zijn bij ieder gelid kleine schelletjes, ongeveer honderd in getal, aangebragt, welke bij de minste aanraking en beweging geluid geven. De leerling, met de gemakkelijkste proeven aanvangende, moet alles ronselen, wat zich slechts afhandig maken laat, zonder dat één schelletje zich hooren laat. De onderwijzer oefent, wel is waar, inschikkelijkheid jegens zijnen kweekeling; maar, bij het ontwaren van onoplettendheid, brengen slagen en hongeren hem tot meerdere bedachtzaamheid. En wanneer hij het