bestemd, kon het in de Fransche fabrijken hervormd zijn tot een dier tissus, welke de eer der tentoonstelling in de Louvre genieten mogen. Maar het werd naar Engeland verzonden onder de 200 millioenen ponden, die er elk jaar van de havens van Calcutta en Bombay worden ingevoerd, om verder de reis aan te nemen naar alle de deelen der bekende wereld, schatpligtig aan de Engelsche nijverheid.
Het enkele pondje dan, waarmede wij ons bezighouden, werd te Londen ontscheept, verzonden naar Manchester, in het Graafschap Lancaster, en aldaar, door eene der 300 vuurmachines dezer rijke en bevolkte stad, gesponnen. De volkomenheid dezer bewerking is zoo groot, dat men van hetzelve 380 strengen katoengaren, elk van 840 mètres, bekwam. Deze nu geven eene lengte van 294,000 mètres, of meer dan 75 mijlen, elk van 2000 roeden. Na deze herschepping werd het gezonden naar Paisley, in Schotland, in eene fabrijk, uit welke wekelijks 880,000 ellen geweven katoen verzonden worden. De slof, in welke het nu gemetamorphoseerd was, kwam vervolgens in het Graafschap Ayr, om aldaar eenige bewerking te ondergaan, en keerde toen op nieuw naar Paisley weder, om er gestreept te worden. Nog hield het reizen niet op. Om die stof geborduurd te krijgen, schikte men haar naar de werkplaatsen van Dumbarton, welker wederga, voor deze soort van handwerk, nergens elders te vinden is. Van daar vertrok het naar Rainfrew, om gebleekt te worden, en kwam toen ten derdenmale te Paisley terug, om er een nieuw fatsoen te ontvangen. Maar het was te Glasgow, dat het de laatste manipulatie onderging, en gereed gemaakt werd om verkocht te worden. Hier ingescheept, voer het naar Londen, om daar een stofje uit te maken aan den Colossus van den Engelschen wereldhandel!
Vier jaren waren er thans verloopen, sedert de Indische kwecker die vlokken van zijn boompje geoogst had, welke nu, door behulp van zeevaart, werktuigkunde, scheikunde, schilderkunst en graveernaald, in eene heerlijke stof, met de sraaiste kleuren prijkende, veranderd waren. Dit voortbrengsel uit het plantenrijk kon nu met tienvoudige winst over den onmetelijken Oreaan vervoerd worden.
Wat ware er van geworden, zonder de hulp van kunst en nijverheid? Veelligt niets anders dan eene logge, lompe pit, dienende ter verlichting van de slapeloos doorgebragte nachten van een' of anderen geleerde. Thans kon het strekken tot