| |
Beschrijving van den thans ondernomenen weg onder den Teems bij Londen; met eene toelichtende afbeelding.
De verbinding der beide oevers eener zoo breede en drok bevarene rivier, als die van Londen, inzonderheid op sommige plaatsen, zoodat rijtuigen zoo wel als voetgangers, zonder hinder, het zij voor hen, of voor de honderden dagelijks af en aan zeilende schepen van elke grootte, gedurig kunnen heen en weêr trekken, is voorzeker geene gemakkelijke opgave! Men heeft gepoogd aan dezen eisch te voldoen door eenen onderaardschen gang.
Ten jare 1809 nam men de proef van zulk eene onderneming, bij Rotherhithe. Gedurende eenen afstand van 930 voeten ontmoette men inderdaad noch water noch eenige andere verhindering; doch nu trof men eene laag vlotzand aan, die den gang spoedig voor een groot deel verstopte. Het gelukte den gravers wel, dit zand weêr op te ruimen, en nog 70 of 80 voet te vorderen; doch andermaal volgde thans eene instorting, die den gang in weinige minuten geheel met zand sloot. Een onderzoek van het rivierbed te dezer plaatse wees eene verzakking aan van negen voet diepte en vier breedte (doorsnede). Evenwel bleek uit de zijwanden der opening, dat de laag vlotzand niet verder ging. Nu liet men zakken met klei en dergelijken van boven in het gat zinken, en vulde daarmede de verzakking van den rivierbodem. Ondertusschen was wel de gang tot omtrent 30 voet vol los zand en water geraakt; doch ook dit beletsel kwam de behendigheid der schansgravers te boven: het water werd uitgepompt, het zand naar buiten gewerkt, en de arbeid weêr voortgezet. Doch welhaast ontdekte men, dat de eerste breuk toenam, en de aanvulling van de tweede aanmerkelijk ge- | |
| |
zakt was. Nu werd het gevaar al te groot; en, nadat de gang tot 1011 Eng. voeten gevorderd, en nog slechts 130 van den anderen oever verwijderd was, moest de onderneming opgegeven worden.
Deze arbeid leverde de navolgende bestanddeelen van den bodem onder het water op:
Klei- of aluin-aarde |
9 voet, 0 duim. |
Los zand en kei- of keizel-aarde met veel water |
26 - 8 - |
Blaauwe aangespoelde kleiachtige aarde |
3 - 0 - |
Klei |
5 - 1 - |
Blaauwe aangespoelde kleiachtige aarde met mosselschelpen |
3 - 9 - |
Kalkaardige met keizel-steen vereenigde rots (zoo vast, dat zij slechts door wiggen te breken is) |
7 - 6 - |
Lichtgekleurde modderachtige leisteen, met zwavelkiesel en kalksteen |
4 - 6 - |
Groen zand met kei- of keizel-aarde en weinig water |
0 - 6 - |
Groen zand |
8 - 4 - |
|
_____ |
|
Te zamen 68 voet, 4 duim. |
Thans, echter, heeft brunel, een Franschman, te Londen gevestigd, een nieuw ontwerp gesmeed, dat ook reeds aangenomen en kort bij de vorige plaats in werking is. Door de vroegere onderneming kende men de zwarigheden. De vordering bleek slechts deze te zijn, om telkens maar zoo veel gronds weg te nemen, als men dadelijk weêr door een gemetseld gewelf, ter ondersteuning, vervangen kon; terwijl de grond van voren in dier voege wierd gekeerd, dat zij niet naar binnen stortte. Daar nu de gang eene breedte van 34 voet en eene hoogte van 18½ moest hebben, zoo werd een sterk raam vervaardigd, van juist deze hoogte en breedte, ten einde daardoor den gang naar alle kanten te schoren en voor instorting te bewaren. Doch daar dit raam, hetwelk naauwkeurig in de gemaakte opening moest passen, in zijn geheel niet voort- | |
| |
gestuwd kon worden, niet alleen omdat dit wegens de aansluitende en ligt aandringende aarde allermoeijelijkst zou gaan, maar ook omdat een zoo aanmerkelijk deel van daardoor van steun ontblooten grond, achter het werktuig, ligt zou instorten, zoo werd dit raam van boven naar beneden in elf onderscheidene kleinere ramen verdeeld, die, ieder los op zichzelven staande, eene soort van kas uitmaken van 18½ hoogte op ruim 3 breedte, en door een' zekeren toestel afzonderlijk vooruitgewerkt worden. Deze nu worden beurtelings in beweging gebragt, ten einde het dak van den gang op kleine afstanden ondersteund en alzoo tegen instorting genoegzaam beveiligd blijve. Om echter, des verkiezende, een grooter aantal werklieden bezig te houden, zonder wederom het 630 vierkante voeten uitgebreide vlak des ondermijnden gronds aan instorting bloot te stellen, wordt bovendien elk der genoemde elf kassen, door zolderingen, in drie gelijke vakken verdeeld, kamers of cellen genoemd, in elk van welke een man zijnen arbeid met gemak verrigten kan. Ook is die zijde dezer cellen, welke naar de te makene
opening gekeerd is, niet geheel open, maar door afzonderlijke borden van achteren gesloten, van welke de werkman, wanneer het een losse zandgrond is, telkens maar zoo vele wegneemt, als hij tot den voorgenomen arbeid onmiddellijk noodig heeft. Op deze wijze kan dus ieder der drieëndertig werklieden, zonder gevaar, en zonder elkander in den arbeid te hinderen, de voor hem liggende grondvlakte van omstreeks negentien vierkante voeten even zoo gemakkelijk en nog veiliger wegärbeiden, dan zoo hij alleen eene loopgraaf van gelijke uitgebreidheid had te maken.
Heeft men op deze wijze nu den gang een kort eind doen vorderen, zoo wordt de toestel wederom zoo ver vooruitgebragt, als de uitgehoolde ruimte vergunt, en de door het voortschuiven des werktuigs ontstane ledige ruimte van achteren terstond van een gemetseld verwulf voorzien. (NB. Volgens het boven aangemerkte zou men denken, dat niet slechts de voortschuiving - want dit is stellig - maar ook de metseling bij deelen plaats had;
| |
| |
zoodat vijs of zes der afzonderlijke ramen den pas gemaakten boog nog ondersteunen, terwijl de overigen beurtelings van metselwerk voorzien worden; mogelijk echter kan dit niet geschieden, en bedoelt men slechts, dat de boog niet zoo lang zonder steun moet blijven, als het uitgraven der gansche oppervlakte zou vorderen.) Over het geheel is het zeer noodig, dat het verwulven met de voortgaande uitholing altijd gelijken schred houde; zoodat nooit eene uitgehoolde ruimte zonder ondersteuning blijft. De ramen zelve zijn daartoe op eene kunstige wijze zoodanig ingerigt, dat ze niet slechts voorwaarts bewogen, maar ook van allen kant tegen den grond vastgedrukt, en zelfs het pas vervaardigde muurwerk daardoor nog ondersteund kan worden.
Het graven van dezen onderaardschen weg begon wel reeds in den herst van 1824; intusschen werd eerst den 5den Maart 1825, onder den toeloop eener verbazende volksmenigte, de eerste steen aan den grondslag van den verwulfden gang gelegd. En schoon het werk, wegens de werktuigelijke gelijkvormigheid, dagelijks niet meer dan twee of drie voet kan vorderen, zoo hoopt men nogtans, dat de weg ten minste in drie jaren, en alzoo uiterlijk vóór het einde van 1827, zal voltooid zijn.
De aardsoorten, welke de weg doorloopt, zijn zoodanig, dat zij aan de uitvoering des aangevangen arbeids geenen belangrijken hinderpaal in den weg stellen, daar men zich reeds genoegzaam overtuigd heeft, dat ook in de diepte, tot op 86 voet, (de diepte, tot welke men graaft) geen water gevonden wordt, dat de onderneming zou kunnen schaden. Ook is de bodem, welke zich tusschen het bed der rivier en het verwulfsel bevindt, zoodanig, dat hij het doordringen van het water wederstaat; en men begreep het daarom genoeg te zijn, om boven het verwulfsel, hetwelk onder het diepste gedeelte der rivier doorgaat, eene bedekking van twaalf tot zeventien voet onaangetast te laten.
Het verwulfsel des dubbelen wegs wordt van gebakken steen gemaakt, met Romeinsch tras, en rust daarenboven
| |
| |
op pilaren, die vrij in het midden staan, en door gewelf de bogen met elkander verbonden zijn. Tusschen deze pijlers en de wegen ter wederzijde zijn de voerpaden.
Om met rijtuigen in dit onderaardsch gewelf te komen, heeft men aan beide einden van den gang twee in de diepte geplaatste ronde torens voorgeslagen, met spirale of slakswijze, schuins boven elkander loopende, verwulfde rijwegen. De schuinsche afloop van dezen weg is zoodanig, dat men, na twee- of driemaal den toren rondgereden te hebben, op den eigenlijken bodem komt. De verlichting van dezen kringvormigen gang kan door zijdelingsche vensters, gelijk die van den weg zelven door gas bewerkstelligd worden.
Volgens openbare dagbladen wordt deze bouw ondernomen op actiën, ieder van 100 pond sterling (f 1200). De raming der kosten is wel gemaakt, maar niet openbaar bekend geworden. Men heeft berekend, dat de Eng. kubiekroede muurwerk, buiten het arbeidsloon, op 15 pond sterling geschat worden kan, en dat tot den ganschen bouw 1280 kubiekroeden vereischt zullen worden, welker bedrag alzoo op 19,200 p. st. (f 230,400) zal te staan komen. Intusschen merkt men hierbij aan, dat de tot dezen onderaardschen bouw vereischte som nog altijd zeer klein is, in vergelijking met die, welke tot het maken van eene brug over de rivier, op dezelfde plaats, noodig zou zijn, ja dat het bedrag der kosten van het geheele metselwerk naauwelijks toereiken zou tot éénen pilaar van zoodanige brug.
Om den lezer te meer te gemoet te komen, voegen wij eene Plaat hiernevens, op welke figuur 1 en 2 de ramen van ter zijde en van voren doen zien; fig. 3 den dubbelen weg voor in- en uitgang, met de voetpaden; fig. 4 het bestek, en fig. 5 de doorsnede in het lang, met de spirale helling aan beide einden. |
|