lands ellende wordt zelfs geen moordtooneel aanschouwd. Doch, 't is ook waar, het aangetogene voldoet aan het oogmerk, en door de verzwijging van het bekende, waarvan elk terstond opmerkt, dat het met opzet wordt verzwegen, werkt dat aangevoerde te krachtiger op het mededoogen. Verder .... neen, niet verder! Wat bewijzen soortgelijke aanmerkingen? De vitzucht van den Recensent? Dibbits is zeker te zachtmoedig en te wijs, om daaraan terstond te denken. - Zij bewijzen, dat het geleverde al eens heel goede waar moet zijn, die met naauwkeurigheid door den beoordeelaar geproefd is, en dat hier geen alledaagsch voortbrengsel verschijnt, maar een, waarvan
de vraag is: ‘wat hapert er aan?’ en waarvan hetgeen schijnbaar beter had kunnen gezegd zijn daarom zoo in het oog valt.
Vooral het eerste stuk beviel ons. De Redenaar legt voldoende kennis der geschiedenis bloot, brengt die juist te pas, en weet beknoptelijk veel te zeggen. In goeden stijl, die zich echter wel wat hooger had kunnen verheffen, deelt hij zijne meening en gevoel mede. De toon, waarop hij het woord voert, heeft numerus genoeg in, om bij een Concert te passen. Naïf is - want zij is natuurlijk - de opmerking der benaming van Muzijk, bl. 10; overtuigend de beantwoording der bedenking, uit der Grieken zeden en karakter ontleend, bl. 23, en wat des meer zij. Wat zullen wij afschrijven ter aanprijzing? Men koope de redevoering; zoo voldoet men tevens aan het oogmerk. Men bezorgt zich dan een dubbel genoegen; want de penning, dien men betaalt, offert men aan de lijdende natie.
De Heer dibbits doe zich verder kennen, als een man, die zijnen stand eere aandoet, door zijne werkzaamheid ter bevordering van al wat welluidt!