12: ‘Hoe - veel verschil -? Kindschheid, seugd, middelbare leeftijd, ouderdom! Jongelingschap, verder, staat van jonge dochter, man, vrouw, gehuwd, ongehuwd, vader of moeder! Aanzienlijk voorts, uit den middelstand of gering; rijk, minder rijk, middelmatig gegoed, sober, arm; geplaatst eindelijk in een vak van geleerdheid, van handel, in eenig ander bedrijf, ambt, zeevaart, landbouw, fabriek, handwerk!’ ezv, dit alles noemen wij niet populariteit, die na te volgen is. Is ‘hier,’ bl. 56, geene drukfout voor niet? ‘Derf willig wat gij hier geniet.’
De eerste leerrede loopt dus af: I. Bij het terugdenken aan het afgeloopen jaar is het eerste, wat zich aan ons voordoet, de tijd, het besteden daarvan. Dit loopt in drie bladzijden af. II. Hoe hebben we aan alle onze verpligtingen in dit jaar beantwoord? Hier heeft men aanspraken aan 1. kinderen, 2. aankomelingen van beiderlei sekse, 3. mannen, vrouwen, echtgenooten, ouders, voogden, 4. ouden van dagen, 5. aanzienlijken, vermogenden, rijken, 6. gelukkigen uit den middelstand, 7. armen, 8. allen, van welk een rang, stand, beroep, sekse, ouderdom. Dit stuk is 13 bladzijden groot. In anderhalve bladzijde wordt het IIIde stuk, hoe we ons, bij vermeerderden voorspoed, hopen te gedragen, afgedaan; waarop het laatste, dat hetzelfde met betrekking tot den tegenspoed onderzoekt, volgt.
De tweede leerrede past de uitspraak, ‘alles is nieuw geworden,’ op den tijdkring, de verpligtingen, den voorspoed en de rampen toe, en bestaat dus ook uit vier stukken; en als wij nu zeggen, dat het tweede is afgedeeld in dezelfde aanspraken als in de eerste preek, behoeven wij geen gebrek aan afwisseling te bewijzen. Trouwens, niet slechts de beide preken loopen te zeer in elkander; ook in elke preek stuit men op redites.
Veel beter is ons de derde preek bevallen. De voorrede meldt ons, dat een door van geuns voor zichzelven opgesteld berigt van het ziek- en sterfbed zijner beminde echtgenoote, en eene preek van van lis,