gelegenheid te vinden, niet slechts van de meerdere schoonheid der herbouwde kerk, maar tevens van den beteren geest des tijds te spreken, die Christenen van allerlei naam had doen deelnemen in den val des gestichts, en niet min in de weêroprigting, gelijk nu ook in de vreugde daarover; ten blijke waarvan leeraars en opzieners van alle Protestantsche kerkgenootschappen in de stad bij de plegtigheid tegenwoordig waren. Deze gedachte geeft inderdaad leven en bevalligheid aan het eerste gedeelte der verhandeling. Het tweede, over de woorden: ik zal vrede geven aan deze plaats, loopt meer over gewone schijven - vrede voor hart en geest, in het geloof - vrede voor het ontrust geweten - vrede tegen den dood. De redenaar behandelt intusschen alle deze stukken met waardigheid, met wijsheid en zalving. Hoe men over sommige punten van het middelst genoemde ook mag denken - hetzij meer of minder kerkelijk regtzinnig - als bevattende de taal van den Bijbel zelv', moet het elk voldoen. Ook de aanspraken aan de heeren Directeur van Eerdienst en Gouverneur dezer provincie, teffens als vertegen woordigers van Z.M. den Koning, en andere Autoriteiten, genoodigde en eigene kerkelijke Commissiën enz. enz., benevens de bijgevoegde gebeden en voorafspraak, zijn doelmatig en lezenswaardig.
Hetzelfde mogen wij zeggen van de gezangen, die niet kunnen hebben nagelaten, op gelukkige muzijk gesteld, de voortreffelijkste werking te doen, en die men ook met genoegen hier wedervindt, om met de leerrede een schoon geheel en fraai gedenkstuk uit te maken.
Moge de Evangelisch-Luthersche gemeente zich eeuwen lang in dit nieuw gesticht, in zulke leeraars en zulke leden en broeders onder alle gezindten verheugen, als dit boeksken ons leert kennen! Moge God haar daartoe Zijnen vrede, benevens Zijnen geest schenken, en de Heer der kerke over haar waken!