Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 634]
| |
Lid van Vis unita fortior te Hoorn, en van meerdere Maatschappijen. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1826. In gr. 8vo. VII en 239 bl. f 2-50.Ga naar voetnoot(*)Deze lange titel kwam ons, om de vreemdheid, wel waardig voor, geheel overgeschreven te worden. In hoeverre hij aan den inhoud des werks zij aangemeten, zal uit een eenvoudig verslag van de orde der behandeling in dit werkje blijken. Wij geven dit te eerder, omdat de schrijver, die bijzonder veel van het alphabet schijnt te houden, er alleen een bladwijzer heeft bijgevoegd. Het boek begint (behalve eene voorrede, waarop wij nader zullen terugkomen) met eene inleiding, waarin ons vooreerst, in 7 bladzijden, eene geschiedenis der Scheikunde met enkele trekken ontvouwd wordt. Het beste hieruit is, met voorbeeldelooze onbeschaamdheid, uit mulder's Handleiding overgeschreven. De schrijver telt eveneens 5 tijdperken; het tegenwoordige is het electro-chemische. Dat de Heer overduin evenwel niet regt weet, wat hij met de woorden electro-chemisch aanduidt, blijkt uit de onbepaalde bewoordingen, waarin hij spreekt. Wij vragen het in goeden ernst: wat beteekent toch het volgend zamenraapsel van verba et voces? ‘Ondertusschen, schoon dit tijdperk nog geheel zijne bestemming niet bereikt heeft, zijn toch sommigen overtuigd geworden, dat de kennis van de bewerking der, als ik mij zoo mag uitdrukken, Dynamico-physische krachten, Electriciteit, Galvanismus, Magnetismus (waarom ook deze laatste niet, daar allen waarschijnlijk wijzigingen zijn van dezelfde stof?) met de toepassing daarvan op onze wetenschap het kenmerkende van dit tijdperk uitmaken.’ Bl. 6, 7. Wat is bewerking van krachten; wat zijn Dynamico-physische krachten? Weet de schrijver niet, wat dynamisch beteekent? Het is als zeide hij, krachtig | |
[pagina 635]
| |
natuurkundige krachten; dit is wel te regt vis unita fortior! Daarna gaat de schrijver over, om ons de nuttigheid der Scheikunde aan te toonen, en bezigt noodelooze bewijzen bij eene niet twijfelachtige zaak. Na deze inleiding gaan wij, weltoegerust, tot het werk zelve over. Het vangt aan met.... de nederploffingGa naar voetnoot(*), hoewel later eerst over de oplossing wordt gesproken; en oorspronkelijkheid schijnt men dus aan dit werk, wat de orde betreft, niet te kunnen weigeren. Doch al verder, bl. 22, over de aetherische of vlugge oliën; bl. 26, vette oliën; bl. 30, de luchtvormige veerkrachtige ligchamen (deze worden alphabetisch opgeteld en beschreven, en zoo komt het zuurstofgaz het laatste aan de beurt); bl. 44-48, Alkohol, tafels daartoe betrekkelijk; bl. 49, over de Aethers (wederom alphabetisch), bl. 56, 57, over het water (tabellen); bl. 58, over de zuren met eene niet ontleedde grondstof (alphabetisch); bl. 87, zuren met eene dubbele grondstof (alphabetisch); bl. 98, dierenzuren (eveneens); bl. 109, over de Alkaliën; bl. 117, over de Alkaloïden; bl. 129, over de aarden; bl. 135, eigenaardige stoffen; bl. 149, over de enkelvoudige ligchamen buiten de metalen; bl. 192, over de tezamenstelling der Sulphureta; bl. 194 tot het einde, over de zouten (tafels, daartoe betrekkelijk). Welk eene verwarring! Hoe zou de Heer overduin ooit anders hebben kunnen schrijven, zoo hij met opzet alle geregelde volgorde had willen vermijden? In een leerboek, gelijk dit er een wezen moet, is, behalve de orde, ook duidelijkheid eene hoofdvereischte. Maar die kan zonder orde niet bestaan, en is daarenboven het eigendom van onzen schrijver niet. Volledigheid zou men hier mede te vergeefs zoeken. Reeds de enkele opgave van de bladzijden, waarin elk onderwerp behan- | |
[pagina 636]
| |
deld wordt, bewijst zulks. De schrijver zal zeker ook niet van ons verlangen, dat wij hem dit met voorbeelden staven. Wij gingen ligt de perken eener Recensie geheel te buiten. Met moeite onthouden wij ons van staaltjes van des schrijvers onnaauwkeurigheid. Zoo lezen wij b.v., dat de zuurstoflucht door de galvanische Electriciteit kan worden ontleed, bl. 43. De Heer overduin zal misschien wel eens gehoord of gelezen hebben, dat de zuurstof altijd aan de positive pool wordt afgescheiden, waarop de ontleding van het water en van de Alkaliën door middel van het Galvanismus berust. Maar wij willen zoo veel papier aan dit boeksken niet besteden, en hadden het liefst stilzwijgend voorbijgegaan. Doch wij konden het om de voorrede niet. De Heer swaan, Rector en Lector te Hoorn, heeft, namelijk, dit werkje in dezelve aan ons publiek aanbevolen, en spreekt daar van eene zeer partijdige Recensie over een vroeger stukje van den Heer overduin. Wij weten niet, welke bedoeld wordt; de onze was zeker onpartijdig, want wij kenden, en kennen nu ook nog, den schrijver volstrekt niet persoonlijk. Maar wij herinneren ons wel, dat eene Recensie in den Letterbode (zoo wij ons niet vergissen, van een' allezins bevoegden regter) nog sterker afkeurend en niet zachter dan de onze was. Nu meenden wij evenwel aan het publiek te veel achting schuldig te zijn, om niet rond en onbewimpeld, gelijk het past, voor ons gevoelen uit te komen, en den Heer overduin (zijn roem moge zich dan, zoo als de Heer swaan zegt, in het scheikundige vak, zoo door de ontdekking der Elaine, welke wij echter nog altijd meenen aan chevreul toe te behooren, als van eenige Alkaloïden, verspreid hebben) voor volstrekt ongeschikt te oordeelen, om als schrijver in een wetenschappelijk geschrift op te treden; hem het lot voorspellende, dat zijn werk gaan zal ... in vicum vendentem thus et odores |
|