Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 610]
| |
Jaarboekje over 1826, uitgegeven op last van Z.M. den Koning. In 's Gravenhage, ter algemeene Landsdrukkerij. 1826. In kl. 8vo. VI en 165 bl. f :-80.Te regt werd op ons vaderland de waarneming toegepast, dat na zware staatsorkanen en woelingen, waaraan ieder heeft deel genomen, en in welke alle krachten zijn ingespannen geweest, een gelukkig tijdperk voor kunsten en wetenschappen volgtGa naar voetnoot(*). In dat tijdperk leven wij, en - Gode zij dank! het voorbeeld der Vorsten is onze Koning, niet alleen de patroon, maar ook de bevorderaar van kunsten en wetenschappen. Des volks verlichting gaat hem ter harte, en te vergeefs woelt dan elke soort van fanatismus, die elders den geest en het lot der burgeren in slaafsche ketens drukt. Met een waar patriottisch genoegen maken wij onze landgenooten opmerkzaam op het doel van dit jaarboekje, dat, onder toezigt der Commissie tot het examineren der Zeeöfficieren ezv. door den Heer lobatto, in den geest van het Fransche Annaire, en voor 's lands rekening uitgegeven wordt. Wij kunnen dat doel niet beter dan uit het voorberigt opgeven, en zijn verpligt om het te doen kennen. Het is dan de verspreiding van algemeen nuttige kundigheden onder alle klassen van beschaafde ingezetenen, alsmede de bekendmaking van belangrijke opgaven, meer bijzonder dit land betreffende, en welke tot nog toe op geene officiele en geregelde wijze aan het publiek zijn medegedeeld, zoo als, onder anderen, die nopens de bevolking, huwelijken en sterfgevallen, en van de dagelijksche watershoogte der rivieren. Voorts, geleerden en liefhebbers van studiën moeten met vrucht van dit jaarboekje gebruik kunnen maken. Met even groot genoegen berigten wij, dat deze eerste jaargang voortreffelijk aan dit doel beantwoordt, en zeer veel verwachten doet van des schrijvers geoefende bekwaamheid tot de hem opgedragene taak, nog meer, dewijl wij niet gelooven, dat onze vaderlandsche geleerden hem de hier verzochte medewerking, of hunne bescheidene aanmerkingen, onthouden zullen. | |
[pagina 611]
| |
De belangrijkheid van den inhoud dezer proeve (zoo als de schrijver zijn werk nederig noemt) blijke uit onze noodige opgave! Men vindt hier dan de tijdperken, feestdagen, de helling der Ecliptica, de teekens van den dierenriem, den aanvang der jaargetijden, de komst der zon in de 12 hemelteekenen, en verklaring van eenige teekenen en verkortingen, in dit jaarboekje voorkomende. Daarop volgt de Kalender, voorafgegaan door eene inlichting nopens het gebruik er van, en de Eclipsen-opgave voor 1826. Die Kalender bestaat uit tweemaal zeven kolommen, welker eersten de dagen der maand en week, den zons-op-en ondergang, hare declinatie, en regte opklimming in tijd, en den middelbaren tijd op den waren middag aanwijzen; de anderen geven, nevens de dagen van maand en week, den ouderdom, op- en ondergang der maan, haren doorgang door het zuiden, en hare phases. Zeer gepast volgt hierop eene verklaring van eenige hoofdbegrippen en benamingen, voorkomende in de sterrekundige aardrijksbeschrijving, die zich, gelijk al wat hier behandeld wordt, aangenaam lezen laat, en bij het gebruik der globe gemakkelijk begrijpen, en waarvan een belangrijk vervolg beloofd wordt. De schrijver leert vervolgens de geographische lengte en breedte der plaatsen kennen. Eene alphabethische tafel wijst die der voornaamste steden en plaatsen in ons vaderland aan, en derzelver afstand in uren gaans van Amsterdam, den Haag en Brussel, en het verschil in tijd met de hoofdstad. (Recensent zag in die tabel, bl. 48, Overijssel, waar Drenthe gelezen moet worden.) Men krijgt verder een geschiedkundig overzigt van de bepaling der gedaante en grootte onzes aardbols; dit wordt afgewisseld met een even belangrijk en zeer volledig stuk over het nieuwe tiendeelige matenen gewigten-stelsel, dat opgehelderd wordt door eene tafel der wederkeerige betrekkingen tusschen eenige in- en uitlandsche lengtematen en de Nederlandsche elle, met derzelver onderdeelen, en door herleidingstafelen; waarna onderrigt gegeven wordt over het muntwezen, bijzonder het nieuwe Nederlandsche stelsel, ook met eene tabellarische opgave. Van een' anderen aard is de verhandeling (want zoo moet het heeten) over de ebbe en vloed, de berekening der watergetijen, en de uitwerksels der springvloeden, waartoe weder drie tabellen behooren. Onder Statistiek komt voor: staat van bevolking van het Koningrijk op 1o Jan. 1825; vergelijkende opgave der bevolking van 1820-1824; staat der geboorten, huweliiken en sterfgevallen in | |
[pagina 612]
| |
1824; tafel der geboorten en sterfte voor elke maand in de zes voornaamste steden van ons vaderland, en wet van sterfte te Brussel. Deze wordt hier voorloopig gegeven, in afwachting der noodige opgaven ter berekening dier zoogenoemde wet in ons land. Eene tabel, met voorname opgaven betrekkelijk het zonnestelsel, volgt nu, met geographische en astronomische opgaven; daarna eene tafel der soortelijke zwaarte van vloeistoffen, metalen, steenen, glas-, aard- en houtsoorten, en eindelijk eene der watershoogten aan eenige peilschalen langs de hoofdrivieren, gedurende elke maand van 1825. De anders hem zoo onaangename moeite van eene inhoudsopgave viel Recensent hier aangenaam, omdat hij die voldoende acht te zijn tot opwekking van de belangstelling zijner lezers in dit zoo veelbevattend jaarboekje; eene belangstelling, die, gelooft hij, ook vaderlandsche pligt is. Hoe veel is hier te leeren! Men denke toch niet, dat hier alles maar met den vinger is aangeraakt; neen, het is wel degelijk behandeld naar wensch en behooren. Het boekje is wel klein, maar het papier is tot letters gebruikt; het is vel, zoo wel letterlijk als zakelijk, en de duidelijkheid heeft daarbij in het minste niet geleden, en - het kost maar 80 cents. In elk opzigt strekt dan deze onderneming 's Lands drukkerij tot eere. Het is een kostelijk, maar niet kostbaar jaarlijksch geschenk, dat men er van maken kan. Hoewel nu in dezen eersten jaargang meestal aardrijks- en sterrekundige onderwerpen behandeld worden, zal in het vervolg, belooft de schrijver, de meestmogelijke verscheidenheid in acht genomen worden. Wij wenschen hem tijd en gezondheid tot, en eère en nut door dezen verdienstelijken arbeid! |
|