deze algemeen maakt, is elke plaatselijke onderneming daartoe, waarvan wij vernemen, een hoogstaangenaam verschijnsel. Zoo juicht dan ook de Recensent vooral toe het besluit der Stadsregering te Zwolle, dat de, ons bekende, nieuw aangelegde begraafplaats buiten die stad ten gevolge had, en dat men uit deze Redevoering leere kennen, ware het, om het na te volgen! Daartoe bevelen wij dan het boekje aan elke stedelijke en ook dorps-overheid bijzonder aan.
Voor het overige doet het ons leed, dat zoodanige redevoeringen nog noodzakelijk zijn. Waarom doijer haar voor Zwolle zoo bijzonder noodig hield, bevreemdt ligtelijk, vooral als men bedenkt, dat Zwolle nu niet alleen eene begraafplaats buiten hare vesten heeft, op kosten en gezag der Overheid daargesteld, maar ook en ten tijde der jongste burgertwisten, en ten opzigte der vaccine, en in betrekking tot de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen zoo veel lofs heeft verworven, als hier, bl. 33, 34, gegeven wordt. Maar - dit kan alles plaats hebben, zonder dat daarmede sommiger, ja veler tegenstand ontkend wordt, hetwelk ook, helaas! buiten de waarheid niet geschieden kan.
Nieuws vindt men hier niet, en was ook niet te wachten, nadat reeds over het onderwerp dezer Redevoering zoo veel geschreven was. Vóór 34 jaren reeds werd in den Vraagal, III, No. 150, 153, hierover gehandeld op eene wijze, die doijer, had hij dat geschrift gekend of gebruikt, nog al het een en ander meer zoude hebben doen ontwikkelen en krachtiger aanklemmen.
Tegen de kortheid, waarmede de twee eerste stukken der Redevoering, die doijer tot één had moeten brengen, behandeld worden, bl. 5-13, steekt de uitvoerigheid, of liever de omslag, waarmede het overige behandeld wordt, te zeer af, en daaraan schrijven wij het matte der voordragt hier en daar toe. De uitweiding over der levenden pligt tot vereering Gods in het heiligdom, vooral over der dooden onvermogen daartoe (!), de helft misschien der aanhaling uit de Oratie van van geuns, voor zoo ver wat reeds gezegd was, de waag van Oudewater, ezv. had weg kunnen blijven, en aan de ontwikkeling van den schandelijken oorsprong en nog schandelijker aard der bestredene gewoonte ezv. meer plaats ingeruimd behooren te zijn.
Dat te water Hoogleeraar in de Geneeskunde te Leyden was, is zeker bij eene overhaasting geschreven, die in de