welijks onder de geleerde Genootschappen in ons vaderland wordt genoemd, geluk te wenschen met zulke antwoorden op hare belangrijke vragen, der penne van zulke mannen voorzeker niet onwaardig.
Wat dat van den Heer brouwer aangaat, betrekkelijk het bestaan of niet bestaan van een nationaal, Nederlandsch Treurspel enz., geen man van smaak en oordeel, geen maar eenigzins geoefend liefhebber van de tooneelpoëzij in het bijzonder, zal hetzelve zonder de uitnemendste voldoening uit de handen leggen. De volledigheid, de hechtheid, de reine geest, met klassieke oudheid doorvoed, die in dit gansche stuk heerschen, maken het, in ons oog, tot een meesterstuk. De slotsom van 's mans onderzoek is, dat wij met vondel op den weg waren, om een' eigen' trant en soort van treurspel te verkrijgen, als 't ware eene plant, in Nederlandschen grond uit den ouden Griekschen wortel ontsproten. Doch daarna werd het Fransche, vroeger dan het onze tot rijpheid gekomen, door vertaling en navolging, op onzen bodem overgebragt; en nu was de hoop op oorspronkelijkheid te meer verloren, daar Frankrijk niet slechts als voorbeeld, maar ook als wetgeefster op trad en aanhangers in menigte vond. Eenmaal op den weg geweest zijnde, moet het echter niet voor onmogelijk gehouden worden, op denzelven weder te keeren; en het Grieksche treurspel, geen ander, moet op nieuw ons model, uitsluitend model zijn. Of hij in deze bewering niet te ver ga; of bilderdijk, die der Fransche leest, voor onzen tijd, de voorkeur geeft, en van kampen, die, in het volgende stuk, eene vereeniging van het oudere en nieuwere in de poëzij, vooral de hooge poëzij van helden- en treurdicht, wil, niet meer regt hebben, willen wij, naar den regel, ons boven gesteld, thans niet beoordeelen; maar zeker is het, dat hij zijne zaak met eene kunde en eene zuivere geestdrift voor het ware schoon en de onschatbare oudheid bepleit, die wegslepende mogen genoemd wor den.
Betreffende de tweede vraag - die heeft misschien voor