het vóór en tegen opgesomd, en derzelver betrekkelijke waarde met juistheid bepaald. In de zesde afdeeling wordt regtmatige hulde toegebragt aan onzen onsterfelijken landgenoot petrus camper. Men vindt hier de navolgende regelen opgegeven:
1o. Bij verdenking van Kindermoord, is het niet genoeg, dat de daad, als zoodanig, door de moeder gepleegd, bewezen zij; het onderzoek moet verder bepalen, of deze daad der beklaagde kan worden toegerekend.
2o. De geregtelijke Geneesheer moet te dien einde bepalen, of er tusschen de wijze van dood, en de omstandigheden, bij en na de verlossing voorgevallen, overeenkomst, als werking en oorzaak, kan worden aangenomen.
3o. Hij moet dus bepalen, of de vrouw, in onmagt, slaapzucht, of uit stompzinnigheid, haar kind de noodige hulp niet verleende, of anderzins, in een' dier toestanden, aanleiding tot deszelfs overlijden gaf.
4o. Indien gewelddadigheden aan het kind zijn gepleegd, zoo moet hij opsporen, of dezelve in waanzin, melancholie of manie zijn aangebragt.
5o. Te dien einde moet hij de oorzaken, zoo als die in het verhandelde zijn opgegeven, in het oog houden, en zien, of in de beklaagde, in hare verklaringen, en in die der getnigen, de aanwezigheid van zulke oorzaken bewezen kan worden.
6o. Schijnt dit het geval niet te zijn, dan moet hij de mogelijkheid aannemen, dat de beschuldigde reeds vóór of gedurende hare zwangerheid waanzinnig kan geweest zijn; en hij moet zijn onderzoek, op dit punt, met des te meer voorzigtigheids voortzetten, daar het, over 't algemeen, als waarheid gelden kan, dat waanzin des te meer verborgen, des te moeijelijker te ontdekken zij, naar mate dezelve langzamer ontstond en langer reeds duurde.
In de laatste afdeeling, handelende over het oprigten van openbare gestichten voor zwangere meisjes, wordt