dat er niets eenvoudiger is dan de wijze, hoedanig iemand tot Carbonari wordt ingewijd en aangenomen. Deze echter onderrigt hem beter, door het verhaal van een' hunner bekenden, die, zoo als hij ook meende, op de eenvoudigste wijze was ingewijd. Reeds drie maanden was deze Carbonari, toen hij door een' brief, door de hem bekende teekenen, des nachts op eene eenzame plaats geroepen werd; hij zou daar vele broeders vinden. Hij vond er niemand; nog tweemalen werd hij op dezelfde wijze bedrogen; hem gebeurde niets bijzonders, en hij dacht, dat men zijn geduld slechts op de proef stelde. Ten vierdenmale ter bestemde plaats zijnde, hoorde hij op kleinen afstand een vervaarlijk angstgeschreeuw. Hij vond een mensch onder de handen van roovers. Op zijne komst namen de roovers de vlugt. De ongelukkige was zwaar gewond. Terwijl hij hem zocht bij te staan, werd hij intusschen door Gendarmes onverwachts omsingeld, en de ongelukkige, verbijsterde en reeds stervende noemde hem zijnen moordenaar. Hij werd geboeid en gevangen gezet; alle vermoeden viel op hem, en hij had geen bewijs zijner onschuld. Hij werd na eenige dagen gevonnisd. Toen hij op het schavot klom, waar hem een geestelijke, biddende voor zijne ziel, vergezelde, trad een van zijne regters tot hem: Uwe vergiffenis is u toegestaan, wanneer gij alles, wat gij van de Carbonari weet, wilt bekennen; de Keizer schenkt u, onder deze voorwaarde, genade. Zijn antwoord was, dat hij van de Carbonari niets zeggen zou of wilde. De regter bleef aanhouden; maar hij bleef standvastig weigeren. - En dit was nu eerst de eigenlijke proef geweest. De Gendarmerie, de regters, de aanschouwers, de geestelijke, de scherpregters, allen waren Carbonari; en nu ontving hij den vrede- en broederkus, enz.
Gaat de aanneming op soortgelijke wijze toe, Lezer! dan is het geheim van het Carbonarisme wel in veilige handen, en het bevreemdt ons dan niet, dat Spanje's snuggere Koning en menig ander Vorst wel wat kan hooren luiden, zonder nog regt te weten, waar de klepel hangt. Maar het kan ook wel een knapuil zijn, dien men onzen reiziger heeft op de mouw gespeld. De genomene maatregelen bewijzen immers, dat men met zekerheid weet, welke vreesselijke en slechte menschen die Carbonari zijn! - Maar genoeg. Wij zullen dezen Kluizenaar met genoegen nogmaals hooren, wanneer hij van zijn voorgenomen uitstapje naar het Walliserland, Zwitserland en Geneve ons, zoo als hij doet hopen, mede berigt wil doen.