zoo wel, als voor den Lezer, niet aangenaam, aldus met teleurstellingen, met donkere vooruitzigten en klagten tegen de Monarchen te eindigen. Het is daardoor zelfs eenigzins, of de zaak niet afgedaan was. En in zoo verre gingen wij onbevredigd heen.
Achter het werk, in de laatste en grootste helft van dit boekdeel, vinden wij, behalve een paar belangrijke bijvoegsels op het verhaalde, een' korten inhoud, reeds genoemd, en een uitvoerig register, dat het naslaan van elk onderwerp gemakkelijk maakt.
Onder de kleine bijzonderheden, die ons bevreemdden, was de opgaaf der ruiterij van napoleon bij Waterloo, bl. 60, van 120 tot 150,000 man; en voorts bl. 2: ‘zoo blijkbaar dan;’ bl. 34: ‘hun leven voor den Koning gestort;’ bl. 66: ‘zijden beenkleederen;’ bl. 89: ‘week, en Brussel bedreigde;’ bl. 94: ‘dat de Kamer zich permanent zoude verklaren, en de Ministers in haren schoot riepen;’ bl. 126: ‘om de onpartijdigheid van dezen Schrijver te doen kenschetsen;’ - taalkundige onnaauwkeurigheden, in ons oog, die, hoezeer buiten alle bedenking louter schrijffouten, het voorbeeld des bekwamen mans niet moet voortplanten. Voor het overige wenschen wij hem, met dankzegging voor dit gewigtig werk inzonderheid, gezondheid, kracht en lust, om het van nieuws ondernomene gelukkig voort te zetten en te voleinden.