| |
Verhandeling over den Kanker, door F.J. Haver Droeze, Lector in de Ontleed- en Heelkunde te Dordrecht; uitgegeven door het provinciaal Utrechtsch Genootschap. Te Utrecht, bij J. Altheer. 1824. In gr. 8vo. 295 Bl. f 2-70.
Verhandeling over den Kanker, door Joh. Ger. Vorstman, Stadsheelmeester te Delft, en deszelfs Zoon Jan Gijsbert Vorstman, Heel- en Vrocdmeester in 's Hage; uitgegeven door hetzelfde Genootschap. Te Utrecht, bij denzelfden. 1824. In gr. 8vo. 335 Bl. f 3-:
Wij voegen deze twee prijsverhandelingen bijeen, omdat zij beide antwoorden zijn op dezelfde vraag, en beide door het loffelijk Utrechtsch Genootschap met goud bekroond. De vraag zelve was van den volgenden inhoud: ‘Zijn er genoegzame kenteekens, waardoor men den waren Kanker van andere naar denzelven gelijkende ongemakken altijd zeker kan onderkennen? Zoo ja; welke zijn deze? - Moet men deze ziekte altijd als uit eene algemeene ongesteldheid des geheelen ligchaams voortkomende beschouwen, of is zij somtijds alleen plaatselijk? Indien zij voor eene algemeene ongesteldheid moet gehouden worden, kunnen uitwendige geneesmiddelen, hetzij de afzetting, hetzij het middel der zoogenoemde nonnen van Rees, hetzij het gebruik van bijtmiddelen en bijzonder van het Arsenicum, rets of tot genezing der ziekte, of tot vermindering der toevallen toebrengen, of moet men deze allen als nadeelig beschouwen? - Wanneer de ziekte nog geen kenteeken van waren Kanker heeft, maar
| |
| |
echter doet vreezen, dat dezelve daarin zal overgaan, en er geene gronden zijn, om dezelve anders, dan alleen plaatselijk, te beschouwen, welke uitwendige middelen kunnen dan, met eenige hoop van goeden uitslag, worden aangewend, en welke moet men als schadelijk beschouwen?’
Eene vraag, des te belangrijker, daar zij eene ziekte betreft, even vreesselijk in aard, als duister in oorzaak, - eene ziekte, die ook in onze gewesten jaarlijks vele slagtoffers telt, en door de vermogendste geneesmiddelen eer verergerd, dan verzacht schijnt te worden. Gretig ontvangt dus de beoefenaar der Genees- of Heelkunde alles, wat hem tot betere inzage in deze duistere en hardnekkige kwaal wordt aangeboden, en Recensent nam daarom ook deze beide verhandelingen met belangstelling in de hand, om te ontdekken, in hoeverre uit dezelve eene nieuwe en betere verklaring van het tot nog toe of geheel of ten deele onopgelost vraagstuk was op te garen.
No. I is in vijf Hoofddeelen gesplitst. Het eerste handelt in 't algemeen over het wezen van den Kanker. Het tweede over de gebreken, welke met den Kanker de meeste overeenkomst hebben, gelijk ook over derzelver onderscheidende teekens. Het derde bevat het onderzoek, of de Kanker als uit eene algemeene oorzaak oorspronkelijk, of als een plaatselijk gebrek moet beschouwd worden. Het vierde dient ter beoordeeling der in de vraag genoemde uitwendige hulpmiddelen ter genezing van den Kanker, en wel bepaaldelijk van de afzetting, van het middel der nonnen van Rees, en van het Arsenicum; terwijl eindelijk het vijfde Hoofdstuk over die uitwendige middelen handelt, die men, overeenkomstig het laatste gedeelte der vraag, op den plaatselijken Kanker zou kunnen toepassen.
Ons thans voornamelijk bij de hoofdpunten van het opgegeven vraagstuk bepalende, merken wij aan, dat de Kanker niet als eene plaatselijke, maar als eene algemeene ziekte beschouwd wordt, van eene algemeene oorzaak herkomstig, ofschoon dezelve in sommige gevallen een plaatselijk begin hebben kan. Waardoor kenschetst zich
| |
| |
nu deze laatste? De Schrijver erkent, dit kenschetsende a priori op eenen onwankelbaren grond niet te kunnen aanwijzen. Betreffende de plaatselijke middelen, bepaalt zich de Schrijver vooreerst bij het middel der nonnen van Rees, 't welk hem voorkomt in niets anders te bestaan, dan in levend gestampte rivierkreeften en knoflookbollen; terwijl proeven, op honden genomen, genoegzaam bewezen, dat hetzelve geene vergiftige narcotische eigenschappen bezit. Dit middel is, volgens des Schrijvers ondervinding, in sommige plaatselijke ontaardingen, die de aanleidende oorzaken van Kanker kunnen worden, somtijds voordeelig bevonden, maar moet op den waren cancer occultus en exulceratus nimmer worden aangewend. De operatie kan alleen dàn met eenige hoop op goeden uitslag verrigt worden, als de ziekte het aanzien heeft van plaatselijk, en met de omliggende deelen niet verbonden te zijn. Het arsenicum, als causticum aangewend, moet, volgens het oordeel des kundigen Schrijvers, als een middel worden aangezien, even ontoereikend als gevaarlijk. Met veel oordeel, en volgens de regelen eener algemeene therapie, zijn de remedia symptomatica en palliativa behandeld. In scirrhus en nog niet ontwikkelden Kanker wordt inzonderheid de extirpatie aanbevolen, waaraan in alle gevallen de voorkeur boven de cauteria, en bepaaldelijk het arsenicum, gegeven wordt. Het middel van de nonnen van Rees wordt in den scirrhus of cancer occultus als onvermogend niet slechts, maar ook als schadelijk verworpen, en de proeven, niet de calendula genomen, acht de Schrijver met regt onvoldoende, om dezelve in waren Kanker aan te prijzen; terwijl hij, met niet minder ernst, alle plaatselijke middelen, welke den scirrhus of
cancer occultus zouden kunnen opwekken, ten sterkste afkeurt.
No. II. Deze verhandeling beantwoordt de vraag in vier Afdeelingen. In de eerste worden de kenteekenen ontwikkeld, welke den waren Kanker van alle andere gebreken doen onderkennen. De tweede betreft het onderzoek aangaande de algemeenheid of plaatselijkheid dezer
| |
| |
ziekte. De derde handelt over de plaatselijke en uitwendige middelen, in dit gebrek opgegeven: de afzetting, het middel der nonnen van Rees, het arsenicum, enz. De vierde, eindelijk, bepaalt zich bij die uitwendige middelen, welke in den nog niet ontwikkelden Kanker met eenige hoop van succes kunnen worden gebezigd, of als schadelijk vermeden moeten worden.
In de eerste Afdeeling wordt ook de Kanker der bijzondere in- en uitwendige deelen behandeld, hetgeen, wel is waar, aan dit stuk eene meerdere volledigheid geeft, doch echter naar den aard der voorgestelde vraag ons toescheen niet zoo volstrekt vereischt te worden. In het voorbijgaan zij aangemerkt, dat dit diagnostische gedeelte met veel naauwkeurigheid bewerkt is.
Bij de beantwoording van het tweede deel der vraag nemen de Schrijvers eene diathesis cancrosa aan, welke, voornamelijk op de zenuwen werkende, in derzelver uiteinden eene bijzondere ontaarding en eigensoortige afwijking veroorzaakt, welke den Kanker daarstelt. Niet altijd wordt er scirrhus vereischt tot het omstaan van den Kanker; niet alle scirrhi zijn uit derzelver aard geneigd in Kanker over te gaan. Tot dezen overgang wordt eene cachexia cancrosa vereischt, welke derhalve eene algemeene ziekte is van de geheele bewerktuiging. Omtrent de beziging van uitwendige geneesmiddelen zijn de Schrijvers van oordeel, dat een scirrhus, die in carcinoma zou kunnen overgaan, radicaal door het mes hersteld kan worden, (namelijk onder bepaalde, bij deskundigen bekende, en hier ter plaatse opgegevene omstandigheden) en dat de wegneming, ook in meergevorderden graad der ziekte, als palliatief nuttig zijn kan, ja somtijds, bij herhaling gebruikt, het gebrek genezen heeft. Het middel der nonnen van Rees heeft, bij naauwkeurig onderzoek, dezelfde slotsommen gegeven, als wij in de eerste verhandeling vonden aangeteekend; uit welk een en ander het wettig besluit wordt opgemaakt, dat dit middel nadeelig op den scirrhus kan werken, vooral dan, wanneer er reeds beginselen van Kanker aanwezig zijn. De bijtmiddelen, en
| |
| |
bepaaldelijk het arsenicum, worden, als eerder geschikt om de ontwikkeling der ziekte te bevorderen, dan om de genezing of vermindering der toevallen te bewerken, volstrektelijk afgekeurd. Ook uitwendige middelen ter oplossing van den scirrhus, onder den naam van specifica op gegeven, zijn, volgens de uitspraak der Schrijvers, in den waren scirrhus nooit met goed gevolg gebruikt. In den tweeden en derden graad kunnen de cicuta en belladonna, door hunne verdoovende eigenschappen, de toevallen verminderen, doch vereischen, inzonderheid bij zenuwzwakte, de meeste voorzigtigheid. Ook de calendula voldeed den Schrijvers dezer verhandeling even min als den Heere haver droeze. In den verzworen Kanker wordt bovenal het gebruik van koud water aangeprezen.
Dit is het beloop der beide hoogstbelangrijke verhandelingen. Elk derzelve heeft hare bijzondere verdiensten. In de eerste vonden wij klaarheid, bondigheid en helder praktisch oordeel; in de laatste meerdere uitvoerigheid, belezenheid en theoretische kennis. Beide maken een goed geheel uit; en hoewel wij door dezelve noch in de kennis van den aard des Kankers; noch in deszelfs genezing veel gevorderd zijn, zoo hebben zij echter schadelijke en nuttelooze middelen bepaald leeren kennen, en over het therapeutische gedeelte der vraag veel lichts verspreid; iets, waarop Recensent hoogeren prijs stelt, dan op vernuftige bespiegelingen, of hoog opgevijzelde specifica, die de verwachting der ligtgeloovigen zoo menigmaal teleurstellen. |
|