Naberigt.
Wij kunnen aan het verzoek van den welmeenenden schrijver der Gedachten over het Collegium Philosophicum, om zijnen, anders heuschen, brief te plaatsen, uit hoofde van deszelfs uitgebreidheid, niet voldoen. Tot antwoord dient, dat een Recensent op bijzondere, hem onbekende omstandigheden, bij de beoordeeling van een openlijk uitgegeven stuk, het zij klein of groot, niet kan letten. Ondertusschen doet het ons leed, waardoor dan ook, misleid te zijn omtrent den persoon des schrijvers en zijn openbaar karakter. En waarlijk, hadden wij niet gemeend, dat de bekwame schoolhouder, daar bedoeld, de man was, die, volgens ons oordeel, door zich op een vreemd grondgebied te wagen, zijnen welverworven roem tevens had gewaagd, en een nieuw, gevaarlijk voorbeeld gegeven tegen het: schoenmaker, houd u bij de leest! de uitspraak ware gewis zachter, zoo niet gunstiger geweest.