Dissertatio de Coloniis Veterum, Dissertatio de Patronatu et Clientela Romanorum, quas publicae disceptationi offert R.H.E. Wichers. Groningae, 1825.
De Heer wichers heeft na het verdedigen dezer twee Dissertatiën, met de daarbij gevoegde stellingen, het Doctoraat bekomen in de Letteren en de Regten, aan de Hoogeschool te Groningen.
De eerste is van eenen letter- en geschiedkundigen inhoud. De schrijver leert ons in de voorrede zijnen lust voor de geschiedenis kennen, en zegt, dat hij deze verhandeling vóór eenige jaren bij de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem heeft ingezonden, ter gedeeltelijke beantwoording eener voorgestelde prijsvraag. Magnis excidit ausis. En geen wonder, daar de Maatschappij iets anders verlangde, dan een blijk van weldoorgebragte studiejaren eens jongelings, voor hoedanig blijk wij deze verhandeling gaarne beschouwen, gelijk dergelijke van den Heer brand, in het jaar 1820 te Leyden verdedigd, en vooral die van den Heer geradon, te Leuven in 1822 bekroond. Ofschoon het gezigtpunt in deze drie stukken verschillend moge zijn, moet toch zeer veel op hetzelfde neêrkomen; en wij oordeelen, dat het reeds een bewijs is van goeden aanleg en smaak, indien een jongeling het voornaamste, hetwelk over de volkplantingen der Phoeniciërs, Carthagers, Grieken en Romeinen