het andere in bescherming neemt. De schrijver haalt dit uit de oudheid op, beginnende met de bescherming, door het moederland aan hare volkplantingen verleend. Dan komt de beurt aan de Romeinen, als beschermheeren der zwakkere volken; en hij vervolgt de geschiedenis van deze overeenkomsten en derzelver aanleidingen, van de middeleeuwen af tot op onzen tijd. Na dit historisch gedeelte te hebben afgehandeld, beschouwt de Heer berg de zaak uit een regtsgeleerd oogpunt, en onderzoekt den aard en de verscheidenheid der verbindtenissen; wat regten en pligten tusschen beschermers en beschermelingen zijn; in hoe verre de achtbaarheid van een volk door zulk een verdrag verminderd worde, en op welke wijzen het verdrag zelve worde vernietigd. De verhandeling is wèl bewerkt. De schrijver had, bl. 7, bij zijne auteuren kunnen voegen j. bodinus, in het vijfde boek de Republica.