Men kan des Schrijvers vlijt, aan zijn onderzoek besteed, niet genoeg roemen, en huldigt 's mans geleerdheid gaarne. Of hij geacht moge worden de verschillende gevoelens aangaande den staat onzer rivieren in de vroegste eeuwen beslecht te hebben, en zijne meening boven allen twijfel verheven heeft, laten wij nu eens daar; maar deze getuigenis zijn wij hem verschuldigd, dat hij niet enkel overwegingen geeft; maar stevige geschied- en natuurkundige gronden aanvoert, en dat aan beide deze wetenschappen ware dienst gedaan is.
De beoefenaar der oud-Nederlandsche geschiedenis legge vooral dit boeksken om zijn nederig voorkomen niet ter zijde!
De Schrijver behandelt, afzonderlijk, eerst den Rijn, dan den Flevus, voorts de Lek, die hij voor het Kanaal van Corbulo houdt, en eindelijk den Katwijkschen Rijn. Wij hebben op zijn geschrift deze algemeene aanmerking, dat het te bekrompen is, en dat de duidelijkheid, en, zoo al die niet, de genoegzame onderrigting der lezers ontbreekt, die, in zoo belangrijke zaken, billijk wat meer uiteenzetting vorderen.
Zoo als gezegd is, des Schrijvers resultaat beoordeelen wij niet, en vitten op taal ezv. lust ons niet. Dus - tantum! De Kaart verdient aanprijzing; maar wij hadden liever de namen Hollandsch gespeld gezien.