gebragt. Er werden, namelijk, in een klooster eenige geldstukken vermist. Men zocht den dader te ontdekken; maar de pogingen hiertoe waren vruchteloos. De Opperste van het klooster (die een Heilige was) vond eindelijk een middel hiertoe uit. Men zou, namelijk, den dief, wie hij ook wezen mogt, excommuniceren. Uit de gevolgen hiervan zoude weldra blijken, wie de schuldige was. Maar, tot aller
verwondering, bleef een ieder volmaakt wel. Ten laatste, echter, kwam het uit, wie de dief was. Eene Raaf! Dit arme beest begon zigtbaar te vermageren en te vervallen, weigerde het aangeboden voedsel, en verstoorde, door zijn gekras, de rust der heilige kloosterlingen; zoodat men al van voornemen was geweest, om het dier te dooden. Toen men nu den schuldigen ontdekt had, was de vraag, hoe met den dief te handelen. Men begreep, dat er onderscheid is tusschen de ziel van eene Raaf en die van eenen Monnik, als missende de eerste het liberum arbitrium; (hoewel, voor het overige, het verschil wel niet zoo heel groot mag zijn.) Er werd dan besloten, om het anathema op te heffen, en, dit geschied zijnde, kreeg het beest terstond deszelfs vrolijkheid terug.
De Schrijver spot hiermede, en zoekt den beangsten Brusselaar de dwaasheid te beduiden, om aan zulke sprookjes geloof te hechten. Na eene kleine woordenwisseling over het geschiedkundig gezag en het geloof aan wonderen, (welke echter wat los is) toont hij aan, dat, blijkens de ervaring, de door de Roomsche Kerk gebenedijde Landen en de slechtste en de ongelukkigste zijn, terwijl die, welke door geëxcommuniceerde Protestantsche ketters worden bewoond, over het geheel genomen, beter en welvarender zijn. Men zal zich herinneren, dat de geleerde c. villers, in zijn voortreffelijk werk, (welks vernieuwde lezing wij in onze dagen ernstig aanprijzen) Proeve over den geest en invloed der Kerkelijke Hervorming van luther, die zelfde vergelijking gemaakt heeft. De tegenstelling, welke in dit stukje voorkomt, is meer luimig, en gaat tot den tegenwoordigen tijd. De Schrijver eindigt dit zijn betoog met den uitroep: ‘Ge-