welke hij gewezen wordt? Van hamelsveld, en die heette en was toch ook Hoogleeraar, en is, door zijne aanmerkingen, in zoo menig huisgezin (Recensent weet dat uit eigene ervaring) zoo bekend en nuttig tevens, wordt niet eenmaal genoemd! Men moet zich niet te zeer verwonderen.
Één proefje uit de noodige aanteekeningen! Op Matth. XIII: 33 en Luc. XIII: 20, of, zoo als het in dit Evangeliënboek is, Hoofddeel of Haack XX: vs. 14, staat: ‘Het zuurdeeg kan het beders in de leer niet beteekenen:
1o. Het zuurdeeg wordt niet in het meel gedaan, om het te bederven.
2o. Men kan niet zeggen, dat die (welke?) valsche leer de geheele kerk heeft bedorven.
3o. Men kan het koningrijk Gods niet bij iets vergelijken, dat de geheele kerk bederven zoude, want
4o. Dan zou het koningrijk Gods de verdervende leer zijn, die de geheele kerk verderven zoude,
5o. En de drie maten gezuurd of zuur geworden meel de ware kerk beteekenen.
6o. Nimmer kan eene valsche en verderfelijke leer, die het koningrijk Gods bederven zoude, het koningrijk Gods genaamd worden.’
En nu geen woord meer, want men mogt kwalijk worden. Of is men verlekkerd op zoodanigen kost, men ga naar den uitgever, zoo het werk nog niet is uitverkocht, waarvan wij de schuld niet willen hebben. Wij prijzen ander zielevoedsel aan voor godsdienstige huisgezinnen. Hoe onschatbaar veel hebben die aan bergen's Gedenkwaardigheden uit het Leven van Jezus, met de aanmerkingen van een' anderen Hoogleeraar verrijkt, die, al ware het alleen daardoor, maar door hoe veel nog daarenboven, leven en werken en gezegend worden zal, zoo lang er godedienstige huisgezinnen in Nederland bestaan! Wie noemt hier heringa niet? En voor mingeoefenden, die tevens mingegoeden zijn, is op andere wijze genoeg gezorgd.
Van wijlen Prof. haack spijt het ons zoo zeer niet,