der gaat. Wij beklagen ons over dit laatste besluit te minder, omdat onze landgenoot van kampen eene eigene opzettelijke Geschiedenis der Kruistogten heeft begonnen, ja reeds grootendeels voltooid. Wij hebben van het eerste deel aanvankelijk gewag gemaakt, en hopen in staat gesteld te worden, om ook het vervolg onzen lezeren nader te doen kennen. Eene vlugtige lectuur van het tweede en derde deel gaf ons vooreerst gelegenheid tot eenige vergelijking. Twee punten daarvan willen wij bijzonder aanroeren. Van kampen, die voor het overige dit boek met lof vermeldt, beschuldigt den schrijver uitdrukkelijk van zekere ingenomenheid met deze en tegen andere personen, die eene voorname rol op het geschetste tooneel spelen. Deze aanmerking hadden wij bij onszelven insgelijks gemaakt, en zij is buiten tegenspraak (zouden wij meenen) gegrond; niet alleen de getuigenis der geschiedboekers, maar zelfs de menschkunde, op eene algemeene ervaring gegrond, pleiten tegen zoo vele deugd en wijsheid bij den een', zoo schandelijke nietswaardigheid en dwaasheid bij den ander'. Het schijnt wel haast, dat de naam van Tafereelen den schrijver verleid hebbe, om iets aan het romaneske toe te geven, het meestmogelijk licht en bruin in zijne schilderij te brengen, en daardoor het genoegen, dat een helder inzigt van oorzaak en zamenhang altijd geeft, mede te verhoogen. Dit doel heeft hij dan ook inderdaad
voortreffelijk bereikt. Het boek leest uiterst aangenaam. Het heeft slechts dit met vele romans en trenrspelen gelijk, dat het gedurig eenen smartelijken indruk nalaat, omdat hetgeen zoo wèl gelukken kon, en de ingenomenheid met personen en zaken ons doet wenschen dat gelukte, door noodlottigheden of dwaasheid, bekrompenheid en ondeugd van sommigen, meer en meer verloopt en te loor gaat. Inzonderheid verbeelden wij ons duidelijk te kunnen bespeuren, dat de schrijver een krijgsman is. De onderscheidene veldtogten, belegeringen en krijgskundige beschouwingen zijn met levendigheid en klaarheid beschreven, en waar hij, ten aanzien van dezelve, met anderen verschilt, kunnen wij bezwaarlijk nalaten hem gelijk te geven; schoon van kampen hem op een enkel punt, als geschiedvorscher, eene rekenschap afvraagt, die wij niet voor hem durven opvatten; misschien vervoerde hem reeds genoemde partijdigheid ook hier wel eens. Doch stouter nemen wij zijne partij, wanneer hij de verachtering der zaken niet zoo zeer en zoo bepaald