te hebben gelezen. Heeft de Schrijver dat ook verkeerd uit een of ander Lexicon overgeschreven, waar hij melding gemaakt zag van de ἀ, als ἀπειλὴ, in de heilige Schrift?
‘Aba, stad in Lycien, waar een tempel van Apollo was.’ - Dit is eene oude dwaling, reeds weêrlegd in de aanmerkingen op Stephanus Byzantinus. De tempel en het orakel van Apollo waren in Phocis.
‘Abadir, of Betijle.’ Lees Baetylas. Gelukkig, indien andere namen zoo weinig op zijn Fransch verbasterd waren! Daar zijn er, naar welke men raden moet. Deze onnaauwkeurigheden in de drie eerste woorden deden ons reeds geen gunstig denkbeeld van dit Mythologisch Woordenboek opvatten, waarin wij, verder voortbladerende, bevestigd werden. Van dien aard zijn Hero en Leander, beide te Abydos geboren, Calpeus voor Calpe, de naam van Acesius en Alexicacus gegeven aan Telesphorus, daar Telesphorus ook een bijnaam van Apollo was, Actiaches voor Actiaca, enz. enz. enz.
Die het volgende artikel verstaat, is wat meer dan een Davus! ‘AEmonia Artus, eene toveres, door Ovidius dus genaamd. Die zelfde dichter noemt het sterrenbeeld Sagitarius, de boogschutter, Aemonia Artus, wijl Chiron in Thessalren leefde.’
Het is jammer, dat Boekhandelaars, iets ondernemende, hetwelk minder in hun bereik valt, niet te voren raadplegen met deskundige mannen. Indien de Heer westerman dat gedaan had, zou zoo veel goed papier en zoo vele fraaije letters niet misbruikt zijn, om de wartaal van eenen onkundigen chompre in het Nederduitsch te herhalen. Men vindt er ook in verklaard, wat Abracadabra is, en met figuren uitgecijferd. Dit motto had het boek gepast.