Lector in de Hoogduitsche Taal en Letterkunde aan 's Lands eerste Hoogeschool, gevoelde hij inzonderheid het gebrek aan uitgekozene voorbeelden, zoo wel om de eigenaardigheid en het verschil met onze naauwverwante moederspraak in dien tongval wèl te doen opmerken, als om der jeugd eenig denkbeeld - aanprijzend en uitlokkend denkbeeld, durven wij er wel bijvoegen - van de letterkunde zelve onzer hoog sprekende broeders te geven. En wij danken hem, dat hij op deze wijze in die behoefte heeft voorzien, door, namelijk, niet bloot eene bloemlezing, op de eene of andere wijze (b.v. van het meer gemakkelijke tot het moeijelijkere voortgaande) geordend, maar liever eene korte geschiedenis der letterkunde te geven, in welke even zeer voorbeelden uit alle schrijvers van eenigen naam, tot gebruik ter vertaling, proeving en toepassing, voorkomen, maar eigenlijk als bijlagen en bewijzen tot de korte schets van het karakter, den trant en de verdienste des auteurs, wiens leven, vorming, voornaamste werken enz. kortelijk worden opgegeven. Het is waar, de oudste, moeijelijke en niet eens wezenlijk Hoogduitsche stukken komen hierdoor vooraan; maar de leerling behoeft daarom met dezelve niet te beginnen, noch die, zoo het hem enkel om eenige oefening in de taal te doen is, zelfs te lezen. De Heer van kampen geeft in zijn voorberigt den wenk voor zoodanigen, om met gellert en zijne tijdgenooten liever een' aanvang te maken, met verdere opgave van het vervolg, zoo als ons voorkomt met den besten uitslag te kunnen geschieden. Hij, daarentegen, wien het niet enkel om de taal, tot kantoorgebruik of dergelijke, wien het meer om het geschrevene in dezelve, om uitbreiding van kunde en verhooging van den smaak te doen is, gelijk men van de Akademische jongelingschap althans moet vooronderstellen, vindt nu teffens voldoening. Ja, men behoeft het werkje geheel niet voor de leerlingen der taal over te laten. Menigeen, die het Hoogduitsch
genoegzaam verstaat, maar wiens boekerij daarom juist met de beste geschriften in deze taal niet rijk is voorzien, die maar enkele genoegzaam, vele slechts bij name, en zelfs zeer merkwaardige geheel niet kent, zal zich in dezen ruimen bloemhof regt verlustigen, en niet weinig in zijn schik zijn, dat hij teffens de mannen, wier afzonderlijke voortbrengsels hem sedert lang vermaakten, meer van nabij leert kennen. Wij durven het werkje, al ware het slechts op dezen grond, ruimschoots aanprijzen. Als voorproever, kan Recensent eenen regt smakelijken maal-