De vorming der Jeugd, door openlijke en vergelijkende beloomingen on straffen met eer en schande, getoetst aan de grondbeginselen van menschelijke vorming, en in vergelijking gebragt met eene meer redelljke wijze, gestaafd door meerjarige beoefening van vele Onderwijzers, Eene theoretischpraktische Verhandeling voor School- en Huis-opvoeding. Door M.W.C.A. Visser, Lid en Secretaris van de Provinciale Kommissie van Onderwijs in Vriesland. Te Amsterdam, bij P. Meijer Warnars. 1824. In gr. 8vo. XIV en 328 Bl. f 3-:
De titel is ons niet regt duidelijk nog, en veel in des Schrijvers redenering kwam ons duister, vooral kwam ons dezelve niet altijd consequent voor. Bijzonder geven wij in bedenking, of hem wel genoeg voor den geest bleef, wat hij, bl. 18, schreef: Het verdiepen in theoriën heeft menigmalen den menschelijken geest teruggchouden van de beoefening van datgene, wat waar en goed was. Hoe veel loutere theorie behelst echter dit boek! Dat is vooral van het eerste gedeelte waar. Maar nog meer hechten wij op het terstond volgende: Veel, ik mag zeggen alles, hangt af van de wijze, waarop het beschouwde in beoefening wordt gebragt. Dat visser dit eens toepasse op alles, wat hij geschreven heeft over de opwekking van het eer- en schand-gevoel, op welk punt de Recensent anders, over het geheel, eensdenkend met hem is! Eene meer verkieslijke wijze van vorming en ontwikkeling voor de Scholen behandelende, draagt visser eenige algemeene grondstellingen (tien in getal) voor, en op dezelve bouwt hij zes regelen, en daarop vier middelen, om die regelen in werking te brengen. Recensent, die ook tot de Scholen in werkzame betrekking stond sedert genoegzamen tijd, om hier zich bevoegd tot oordeelen te achten, vindt dit te weinig, en te onvoldoende voor veelsoortige gevallen, vooral in talrijke Scholen. De geschiedenis der invoering