Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Boekbeschouwing.De veelvermogende invloed van den Godsdienst op het hart in de gewigtigste omstandigheden des levens, voorgesteld door het voorbeeld en getuigenis van vermaarde menschen; door Lindley Murray. Een stichtelijk Boek voor Lezers uit alle Standen en van elke Christelijke Godsdienstige Gezindheid. Naar de(n) zeventiende(n) Druk uit het Engelsch. Te Franeker, bij G. IJpma. 1824. In gr. 8vo. XVI en 375 Bl. f 3-60.Valt het niet te ontkennen, dat, in het dagelijksch leven, het kwaad, met zijnen onzaligen nasleep, veel sterkeren indruk maakt, en meerdere opmerking tot zich trekt, dan de stille en veeltijds in kleineren kring uitschijnende braafheid en godsvrucht; vertoont ook de Wereldgeschiedenis, evenzeer als die van bijzondere Landen en Volken, den mensch doorgaans in een zeer ongunstig licht; levert zij een verhaal van menigerlei bloedtooneelen en verwoestingen des krijgs, van staatsonlusten, beroerten, omwentelingen en opstanden, van aanslagen ten Hove gesmeed, en van veelvuldig onheil, door geweld, list, en eene onzalige werking van strijdige belangen en driften, op aarde gesticht; ja ontmoet men in hare breede gedenkrolle schaars éénen Vorst, als titus op den troon van Rome, terwijl men daarentegen van oorlogzuchtige Koningen of cesars bijkans op elk harer bladen gewaagd vindt: zoo verblijdt men zich te regt over eenen Schrijver, die, om den veelvermogenden invloed van den Godsdienst op het hart in de gewigtigste omstandigheden des levens te doen blijken, de gevoelens en daden van een tachtigtal vermaarde menschen, zoo mannen als vrouwen, opteekende. Onder deszelfs geleide vertoeft men gaarne in de galerij van leerzame voorbeelden, door hem ontsloten, en, voor zoo verre wij mogten nagaan, uit echte narigten bijeengebragt. Want, behalve uit den Bijbel en de Kerkgeschiedenis, ontleende hij eenige stoffe | |
[pagina 46]
| |
voor zijnen arbeid van elders uit de grijze Oudheid; meerendeels echter vestigt hij de aandacht van zijne lezers op Christenen van latere eeuwen, en kiest hij voorwerpen ter beschouwing nu van deze, dan weder van eene andere geloofsbelijdenis, doorloopt, zoo niet alle, ten minste de meer of min vermaarde standen der Maatschappij, en gaat nagenoeg geen gewest of rijk van Europa geheel voorbij, ofschoon eigenaardig Grootbrittanje den Engelschman den ruimsten voorraad levere. ‘De berigten van sommige, minder uitmuntende personen,’ zegt onze Landgenoot in zijn Voorberigt, ‘zijn bij de vertaling in het Nederduitsch achterwege gelaten; een enkel voorbeeld, dat van den Hertog van buckingham, is daarentegen uit de Hoogduitsche vertaling hierbij gevoegd.’ Op een werk van zulken aanleg, en geschreven met gezegde doel, valt het gewis niet moeijelijk, omtrent de keuze en rangschikking der kortere of langere verslagen, daarin voorkomende, aanmerkingen voor te dragenGa naar voetnoot(*); dan, het regt en de vrijheid des Schrijvers, om naar eigen dunk en krachten tot stichting van anderen te dezen werkzaam te zijn, erkennende, achten wij het voldoende, zoo hem de lof, van zich daartoe naar eisch gekweten te hebben, niet mag betwist worden. Immers in onderscheidene levenstoestanden en betrekkingen, in de eenzaamheid en voor vrienden, bij lotwissel en verschil van zedelijk goeden of kwaden aanleg, onder wederwaardigheid, ziekte en lijden, maar voornamelijk in de ure des doods, ontdekken wij hier, uit sprekende voorbeelden, den invloed van godsdienstige begrippen op het hart, altijd wel van gelijksoortige stemming, dan toch gewijzigd naar ieders geloof en overtuiging. Maar, deze algemeene goedkeuring vooruitgesteld zijnde, meenen wij ons thans eene en andere bedenking te mogen veroorloven. | |
[pagina 47]
| |
De leest toch, waarop het werk geschoeid is, dunkt ons, dewijl men het tot geene volledigheid brengen mogt, te wijd en onbepaald. Een job en salomo, een stephanus en paulus zijn immers hier de éénige voorbeelden slechts uit het O. en N. Verbond; cyrus, confucius en socrates alleen het drietal mannen uit de ongewijde Wereldgeschiedenis; ignatius en polykarpus wederom die uit de Kerkvaders en Martelaars. Doch zoo men dezen, met den eersten Bloedgetuige, en paulus, ook aan het hoofd der Christenwereld verlangen mogt geplaatst te zien, waarom dan niet de ouderen geheel achtergelaten, indien men zoo weinige, en deze niet bij uitsluiting alleen gedenkwaardige, mannen verkiest aan te halen? Ook mogen wij niet ontveinzen, dat wij eene betere rangschikking der hier medegedeelde voorbeelden verwacht en verlangd hebben. Wij althans hebben niet bespeurd, dat de Schrijver, of naar den inhoud van voorkomende narigten, of wel volgens den leeftijd, stand of landaard dergenen, van wie hij gewaagde, zijne taak bearbeid heeft. Allen staan daarentegen dooreen gemengd, of te zamen gevoegd onder bijzondere afdeelingen; en afwisseling van verhalen schijnt wël inzonderheid de maatstaf geweest te zijn, waarnaar men zich rigtte, en waarom de alphabetische naamlijst achter het werk te meer noodig werd. Eindelijk de Vertaler zou, zoo wij achten, bij zijne Landgenooten meer goedkeuring en dank hebben ingelegd, indien hij, behalve hugo de oroot, anna maria schuurmans en hermanus boerhaave, de drie beroemde Nederlanders, door murray met regt gedacht, op zijne beurt van eenen erasmus, willem I, j. van oldenbarneveld, jan de wit, m.a. de ruiter, nieuwland, borger, feith en meer anderen eenige gedenkwaardigheden hadde aangeteekend, of tegen iets anders, dat misschien dan zou hebben kunnen wegvallen, verwisseldGa naar voetnoot(*). Trouwens 's mans | |
[pagina 48]
| |
oogmerk schijnt te zijn, een opstel van gelijken aard en nuttige strekking, bepaaldelijk tot het Vaderland betrekkelijk, vroeger of later in het licht te zenden. Hij noodigt werkelijk zijne Landgenooten, met name Leeraren van den Godsdienst, uit, om hem gepaste bijdragen, onder adres van den Drukker, te doen toekomen. Wij hopen, dat het hem aan goeden voorraad uit onzen leeftijd niet zal ontbreken; maar opperden vooral onze laatste bedenking, opdat hij toch niet verzuime, uit hetgene wijd en zijd verstrooid is, bijeen te verzamelen, wat tot lof van onze Christelijke voorgangers naauwelijks te veel kan herinnerd, en ook behoort overdacht te worden, door eene wegens hun gegeven stichtend voorbeeld dankbare nakomelingschap. Wij hopen, dat dit werk, ook in den kleineren omvang van ons Vaderland, weldra derwijze gezocht moge worden, dat men tot eene herhaalde uitgave aanleiding vinden zal; en tevens, dat het alsdan gezuiverd worde van een aantal lompe taalfouten, welke dezen druk grootelijks ontsierenGa naar voetnoot(*). |
|