| |
Verzameling van Gewijsden van het Hoog Geregtshof te 's Gravenhage. Door Mr. W. IJ. van Hamelsveld, Raad in het bovengemelde Geregtshof. Iste Stukje. Te Delft, bij de Wed. J. Allart. 1825. In gr. 8vo. 110 Bl. f 1-30.
Het openbaarmaken van de gewijsden, bij de Geregtshoven en Regtbanken gewezen, is in den tegenwoordigen stand der Jurisprudentie eene nuttige zaak, zoo als zulks te regt door den Schrijver in de Inleiding tot zijn werk wordt betoogd en bewezen; en daar nu de gewijsden van
| |
| |
bijna alle Geregtshoven in Frankrijk door de in dat land uitgegeven wordende verzamelingen, en ook in ons vaderland de gewijsden van de Hoven van Brussel en Luik door den druk aan het algemeen worden bekend gemaakt, zoo kan het niet ontkend worden, of er bestond een gemis voor de Noordelijke provinciën van ons vaderland, door de niet openbaarmaking van de gewijsden van het Hoog Geregtshof in 's Gravenhage. In zoo verre meenen wij dan ook te kunnen vaststellen, dat de Heer van hamelsveld zich door het uitgeven van het hier boven aangekondigde werk bij het Regtsgeleerd Nederlandsch publiek verdienstelijk zal maken, en hij door eenen algemeenen bijval in zijne onderneming zal worden gesterkt en aangemoedigd; voornamelijk indien men konde besluiten, dit werkje voor eenen bepaalden inteekeningsprijs per jaargang, en niet per vel druks, uit te geven; dit laatste toch, wegens de onzekerheid van den prijs, zal menigeen weêrhouden op dit werkje in te teekenen. Trouwens, hoezeer wij met den Redacteur van een der onlangs uitgegevene nommers van het geacht Tijdschrift de Themis instemmen, dat de enkele kennis van de zoogenaamde Jurisprudence des arrêts (waarbij men zich tegenwoordig veelal in Frankrijk en ook in de Zuidelijke provinciën van ons Koningrijk bepaalt) voor den Regtsgeleerde in het bepleiten van zijne zaken eene allernadeeligste strekking kan hebben, en hem zeer dikwijls zal doen overhellen, om zich geenszins bekend te maken met de onwrikbare en vaste grondbeginselen van regt en billijkheid, noch dezelve op te sporen en te doorgronden, zoo is het echter niet minder waar, dat de kennis van de gewijsden der Hoven, gevoegd bij eene grondige kennis der Regtsbeginselen, voor eenen Regtsgeleerde eene behoefte is, ten einde, zoo als de Heer van hamelsveld
te regt aanmerkt, zoodanigen bekend te maken met het verklaard gevoelen van een Hof van Justitie, en de gronden, waarop het rust, en hij zich alzoo daarnaar zoude kunnen gedragen, en niet zijne cliënten zoude aanraden tot het voeren van onnoodige procedures, op grond van
| |
| |
sustenuën, welker gegrondheid hij weet, dat door de Geregtshoven wordt gewraakt, of ook anderen aan te moedigen, door bondige bewijzen de volgens zijn oordeel verkeerde opvattingen en sustenuën van eenig Hof of Regtbank in 't openbaar te wederleggen, en alzoo het hunne bij te dragen tot de kennis en opheldering der Regtswetenschap. Meermalen hebben wij dan ook Advocaten hooren klagen over het gemis van eene verzameling der gewijsden van het Hoog Geregtshof in 's Gravenhage, daar zij daardoor onbekend bleven met de aangenomene grondbeginselen van een Hof, hetwelk, ingevolge de thans nog bestaande gebrekkige Regtspleging in het Koningrijk der Nederlanden, zoo wel in appel als in cassatie, in het hoogste ressort voor de Noordelijke provinciën is oordeelende, en zij alzoo dikwijls voor de Regtbanken van eersten aanleg Regtskwestiën hadden voorgedragen, welke zij naderhand vernamen, dat in appel door het Hoog Geregtshof reeds op eene wijze, verschillende van hun bijzonder gevoelen, waren beoordeeld geworden. In dit gemis nu zal door het werkje van den Heer van hamelsveld gedeeltelijk worden voorzien. Wij zeggen gedeeltelijk; want het eerste stukje, hetwelk voor ons is liggende, behelst alleen gewijsden van de derde civile kamer van het Hoog Geregtshof; en, hoezeer de Schrijver in zijne Inleiding ons de hoop geeft, dat ook de gewijsden van de eerste civile kamer ter kennisse van het publiek zullen worden gebragt, alsdan echter zullen ons nog ontbreken de gewijsden in criminele en correctionele zaken, en van de kamer tot het stellen in staat van beschuldiging (chambre de la mise en accusation); gewijsden, welker openbaarmaking, naar ons oordeel, niet minder gewigtig zijn zal, al ware het dan ook alleenlijk, om de zoo zeer verschillende en weifelende Jurisprudentie van de Hoven van Assises en correctionele Regtbanken te
wijzigen en op een vast en zeker beginsel te vestigen. Wij twijfelen dan ook geenszins, of het Regtsgeleerd publiek zoude deze bijvoeging in het werk van den Heer van hamelsveld met genoegen hebben aangenomen, en nog aanne- | |
| |
nemen, bijaldien de Schrijver, of iemand zijner ambtgenooten, of ambtenaren van het openbaar Ministerie, deze taak alsnog wilde volvoeren. Zoude het ook wel geheelenal ondoelmatig en onbelangrijk zijn, indien de Schrijver, bij wijze van tweede gedeelte, bijvoegsel, of hoe ook anders, het publiek bekend maakte met de vonnissen van de Regtbanken, ressorterende onder het Hoog Geregtshof van 's Gravenhage, zoodra dezelve eene belangrijke Regtskwestie behelsden, en tot derzelver mededeeling aan den Schrijver de Regters en Advocaten bij zoodanige Regtbanken opriep en aanspoorde?
In zoo verre de zaken, welke de Schrijver ter behandeling zich heeft voorgesteld. Wat nu betreft de wijze van mededeeling der voorkomende gewijsden (want op de gewijsden zelve zullen wij niet nederkomen, hoezeer het niet moeijelijk zoude zijn, daarop eenige aanmerkingen te maken, als het niet vermelden der artikelen van de wet, waarop het arrest is gegrond, het dikwijls te algemeene van de beweeggronden of zoogenaamde consideranten van het arrest, en andere, doch welker ontwikkeling de grenzen van dit tijdschrift zoude te buiten gaan, en meer behoort tot een tijdschrift, bijzonder aan de Regtsgeleerdheid toegewijd): de Schrijver, na eene korte opgave van het regtspunt aan het hoofd van ieder gewijsde, geeft vervolgens de casuspositie of quaestio facti op, de eisch van de Regtbank, regt doende in het eerste ressort, de sustenuën van beide de partijen in appel gevoerd, en eindelijk het arrest van het Hof, nu en dan zijne eigene aanmerkingen in eene noot daarbij voegende. In 't algemeen voldoet de Schrijver op eene vrij naauwkeurige en volledige wijze aan zijne voorgenomene bedoeling, en stelt hij alzoo den Lezer in staat, zich een juist denkbeeld te vormen van het regtspunt, waarover bij ieder arrest gehandeld wordt. De namen der partijen worden met reden door den Schrijver verzwegen; want, zoo als in de Inleiding te regt wordt aangemerkt, de rebus solis agitur, de litigantium personis inutilis et vana est curiositas, en de opgave der partijen zoude dikwijls tot verkeerde en hatelijke
| |
| |
gevolgtrekkingen aanleiding kunnen geven. Doch wij hadden wel gewenscht, dat, zoo niet altijd, ten minste bij belangrijke kwestiën, de conclusie, door het openbaar Ministerie genomen, woordelijk ware opgenomen en medegedeeld, met vermelding van den naam des ambtenaars van het Ministerie, door wien dezelve was genomen. Slechts eenmaal toch (het arrest van 2 Mei 1823, te vinden bladz. 28 env.) wordt in de arresten zelve melding gemaakt van het gevoelen, door het openbaar Ministerie geuit; en bekend is het, hoezeer dikwijls de conclusiën van het openbaar Ministerie aan de zaak een helder licht bijzetten, en op het persoonlijk gevoelen der Regters invloed hebben; men denke slechts aan de uitmuntende conclusiën en requisitoiren van den beroemden Franschen Regtsgeleerde, den gewezen Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, merlin; en wat de vermelding van den naam des ambtenaars betreft, zulks zoude voor zoodanigen ambtenaar niets beleedigends of nadeeligs bevatten, maar integendeeel deze ambtenaren aansporen, (gesteld eens, dat dezelve zoodanige aansporing behoefden) om, in het bewerken van hunne conclusiën, aan eene zaak al dat licht bij te zetten, welk dezelve verdient, daar misschien somwijlen nu zoodanige ambtenaren, schuilende achter den dekmantel des geheims, niet altijd eene zaak tot in het hart toe (ad succum et sanguinem usque) doorgronden. Zoude eindelijk de vermelding, aan den voet van ieder arrest, van den naam der Advocaten, even gelijk zulks in het werk van den oordeelkundigen sirey gevonden wordt, wel eene geheelenal ondoelmatige strekking hebben? Deze openbaarmaking toch zoude velen Advocaten tot prikkel verstrekken, en menig verdienstelijk jong Regtsgeleerde zoude daardoor bekend worden, die nu dikwijls, als geene genoegzame betrekkingen, zoo bij het Hof als buiten af, bezittende, buiten de gelegenheid gesteld wordt, zijne talenten te
ontwikkelen, en zich genoodzaakt ziet, voor een ellendig bureau een vak te verwisselen en te verlaten, waarin hij, bij meerdere bekendheid en aanmoediging, met roem en luister had kunnen schitteren, en hij
| |
| |
alzoo een sieraad der balie ware geworden, die nu daarentegen tot een onbedreven en vergeten ambtenaar is afgedaald.
Deze zijn eenige aanmerkingen, welke wij gemeend hebben op het zoo zeer nuttig plan van den Heer van hamelsveld te moeten maken, en welker gewigt en waarde wij gaarne aan het verlicht oordeel des Schrijvers onderwerpen. Inmiddels wenschen wij onszelven en het geheele Nederlandsche Regtsgeleerde publiek geluk, dat de Verzamelaar den kostbaren tijd, welke hem bij zijne gewigtige betrekkingen als Raadsheer overig blijft, zoo zeer ten algemeenen nutte wil aanwenden. Daartoe worde hem bij voortduring eene goede gezondheid verleend; en moge zijn voorbeeld verstrekken, om ook anderen aan te moedigen, de beoefening der zoo zeer bij ons sluimerende Regtswetenschap met lust en ijver aan te grijpen, opdat wij mannen mogen zien optreden, gelijk aan onzen huig de groot, binkershoek, voet, van der keessel, cras, kemper en anderen, en Nederland alzoo metderdaad toone, dat zij ook te dezen opzigte voor geene vreemden behoeve te wijken! Moge ook het Nederlandsch Regtsgeleerd publiek deze onderneming door eenen algemeenen bijval ondersteunen, en alzoo deze eerste proeve met een volledig gevolg worden bekroond! |
|