Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826
(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
De Paussen, als tijdelijke Vorsten en Opperhoofden der Kerk beschouwd, sedert de vestiging van den H. Stoel te Rome, tot het jaar 1822. Door Joan Antonio LLorente, voormaligen Geheimschrijver der Inquisitie, Kanunnik, enz. enz. In twee Deelen. Iste Deel. Te Franeker, bij G. IJpma. 1824. In gr. 8vo. XII en 448 Bl. f 4-:Niet ongaarne zouden wij de beoordeeling van dit werk over de Paussen aan andere Recensenten overlaten. De meesten toch der Lezers van ons Protestantsch Tijdschrift hebben niet noodig, dat men hen onderrigte, wat Paussen geweest zijn, en nog zijn. Alleen het vernietigen en herstellen van det Jezuiten orde, binnen het tijdvak der laatste halve eeuw, getuigt voor geheel Europa van den geest en de onfeilbaarheid der Opperpriesters, die als Heiligen en Goden door eene verblinde menigte worden gehuldigd, en aan Vorsten de wet stellen, naar hunnen OnchristelijkenGa naar voetnoot(*) titel. Daarenboven de Godgeleerde Bijdragen, die voor de Kerkgeschiedenis een bijzonder vak open hebben, zullen zich over llorente's arbeid breedvoeriger mogen uiten, dan ons bestek gehengt, en de Argus, onze Katholijke Broeder te Brussel, die met honderd oogen over geheel ons Vaderland rondziet, moge bij zijne Geloofs- en Landgenooten meer geloof en ingang vinden, dan wij ons voorspellen durvenGa naar voetnoot(†)! Redenen genoeg voor ons ter bekorting. Want de naam en het lot van llorente, door zijn schrijven over de Spaansche Inquisitie bekend in ons Vaderland, verbiedt ons te zwijgen. Deszelfs verbanning uit Parijs in den stren- | |
[pagina 6]
| |
gen winter van 1823, en het bezwijken van den achtenzestigjarigen Grijsaard bij die gedwongene afreize, verdient luide verbreid te worden in het vrij en gelukkig Nederland, alwaar geen Afgezant van den Paus, geen Aartsbisschop der Hofstad, wegens het vrijmoedig te boek stellen van gehate waarheden, gehoor vinden zouden, om aan hunne verbittering den teugel te kunnen vieren. Maar, schoon het slagtoffer viel, de steen des aanstoots, waarom de man vervolgd werd, is onvernietigbaar. Zijn werk komt reeds te voorschijn buiten de grenzen van het gezag des Pausen; en, dewijl hij voor de waarheid leed, verdient hetzelve te meer gelezen te worden. Minder volledig, minder bewerkt, nogtans, dan de Geschiedenis der Paussen door a. bower, is blijkbaar het stuk van llorente, dat men eerder een tafereel, zoo niet eene boekrolle, zou mogen noemen, waarin die onpriesterlijke, heerschzuchtige en veelal onheilige Vaders hoofd voor hoofd gemonsterd, en doorgaans kortaf aan den toets der rede en Openbaring, naar luid van echte oorkonden, beproefd worden. Zonder de twaalf eersten, Bisschoppen, veel meer dan Paussen, van Rome uit, en gij ontmoet in dit boekdeel, dat met urbanus II, of met de elfde eeuw, eindigt, onder meer dan een honderdtal van Hierarchen, slechts éénen enkelen, dien men als goed gedenken kan; sommigen, met de duisternis der tijden omgeven, kent men alleen bij name; de meesten zijn schandvlekken, zoo niet des menschdoms, althans van hunnen wel onwettigen, dan toch vereerden Stoel. Weinig behoeft men den Schrijver over de Spaansche Inquisitie te kennen, naauwelijks dit zijn ander en laatste werk in te zien, of men ontwaart, dat verontwaardiging wegens het blind en onzalig volksvooroordeel hem tegen de kerkelijke overheersching van Rome de pen in handen gaf. Zijn gevoel over eene reeks van ongeregtigheden en gruwelen, die zulk een Vorstelijk wezen in het Christendom daarstelde, deed hem, wij erkennen zulks, hier en ginds wel eens eene donkerder kleur leggen, welke een koel- | |
[pagina 7]
| |
zinniger Geleerde, een bowerGa naar voetnoot(*) te vermijden weet, of tegen zachtere wisselt. Men wachte zich echter, llorente, die, helaas! zijne stoutheid en welmeenenden ijver zwaar geboet heeft, eenigzins van mangel aan waarheidsliefde te verdenken: zijn werk toch spreekt hem van de beschuldiging van kwade trouw volkomen vrij. Hetzelve draagt menigerlei bewijs, dat hij uit echte bronnen geput heeft; en de vervolging, die hij van de Fransche Geestelijken te lijden had, getuigt het onvermogen zijner vijanden om hem te wederleggen. Met dit al, de Vertaler, aan wien wij voor de uitgave van dit werk in onze moederspraak dank betuigen, heeft meer dan eenen, voorzeker onbedoelden misslag des Schrijvers aangewezen en verbeterd. Andere nogtans, en niet minder aangelegene dwalingen, waar llorente, door ijver weggesleept, zich blootgeeft, gaat hij onaangeroerd voorbij. Twee voorbeelden, die ons vooral in het oog vielen, zullen wij, den Lezer tot waarschuwing, hier aanteekenen. - De voormalige Geheimschrijver der Inquisitie veroorlooft zich (bl. 8) petrus, den Apostel, van wezenlijken moord te beschuldigen, omdat ananias en sapphira dood ter neder vielen na deszelfs rede: en een Nederlander voert tegen zoo ongerijmden laster het Bijbelwoord niet aanGa naar voetnoot(†)! - Wederom, en tot een blijk, dat wij zelfs aan het Pausdom ongaarne eenige vlek onverdiend zien aanwrijven, moeten wij llorente tegenspreken, die het bestaan der Pausin johanna, en het sprookje haar aangaande, (op bl. 305-315) in het breede opgeeft, en handhaven wil als eene daadzaak. Hiertegen echter oppert de Vertaler ook geene bedenking altoos, ofschoon | |
[pagina 8]
| |
llorente slechts ouden kost voordischt, en alleen den Regeringstijd van johanna inkort. Wij verwijzen den Lezer tot bowerGa naar voetnoot(*), en vooral naar onzen Landgenoot venemaGa naar voetnoot(†), door welken, reeds in de vorige eeuw, dat vuil verhaal, ongerijmd als het luidt, grondig en met gezonde oordeelkunde getoetst, wederlegd, en onder de fabelen der middeleeuw gerangschikt is. - Meer van zoodanigen aard, dat elk opregte, en voornamelijk een Roomschgezinde, in llorente mogt afkeuren, konden wij, naar onze meening, op goeden grond aanhalenGa naar voetnoot(‡); en wij beklagen ons, dat de Vertaler deswege geenen wenk gaf. Intusschen zij het bijgebragte genoeg, om den Ne- | |
[pagina 9]
| |
derlander voorzigtige onderscheiding bij het gebruik van dit boek aan te raden. Met een tweede Deel krijgt het werk zijn beslag, en daarbij, vleijen wij ons, zal de Vertaler eene lijst van zinstorende drukfouten, in dit eerste ingeslopenGa naar voetnoot(*), wel gelieven te voegen, en voor naauwkeuriger toezigt op deszelfs uitgave tevens zorgen. - Het Portret en Naamschrift des vermaarden mans staat tegenover den titel. |
|