Nederduitschen Lezer bekend door de keurige Verhandeling van den Hoogleeraar van der palm over de Arabische Poëzij, is hoogstwaarschijnlijk op die vlugt vervaardigd. De Schrijver verdeelt zijne Verhandeling in drie stukken, waarvan het eerste loopt over den persoon en de omstandigheden van den Dichter tograi. De leeftijd des Dichters, zijne verdiensten ten aanzien der letteren, zijn levensloop, de tijdsomstandigheden, waarin het gedicht werd vervaardigd, en de geest, dien het ademt, worden daarin zeer naauwkeurig onderzocht en uiteengezet. Het tweede deel handelt over den geest der Arabische Poëzij, en de schoonheden van tograi's gedicht worden naar denzelven beoordeeld. Dan volgt het gedicht zelve, met vertaling en aanmerkingen. - Onze Lezers, die het stuk nader beoordeeld willen zien, verwijzen wij naar de Recensie van den Hoogleeraar hamaker, in de Bibliotheca Critica nova, Vol. I. p. 257. Wij vergenoegen ons met bij de aankondiging en bovenstaande opgave te verklaren, dat wij deze Verhandeling met groot genoegen gelezen hebben, alzoo daarin, naar het ons voorkomt, grondige taalkennis, juistheid van oordeel en kiesche smaak doorstralen. Bovendien hebben wij vernomen, dat de verdediging van dit stuk, onder het voorzitterschap zijns waardigen Vaders, wiens voetstappen hij drukt, grooten lof verworven, en aan de uitnemendheid van den inhoud en de behandeling volkomen beantwoord heeft. Wij deelen van harte in het geluk des Vaders, die zich in zulk eenen Zoon mag verblijden, van welken wij, op goeden grond, verwachten, dat hij steeds met luister zal prijken in de rij dier edele vaderlandsche Geleerden, welke den ouden roem der Nederlanders in de Oostersche Letterkunde handhaven.