Schriftuurteksten, en het tweede de voornaamste verhandelde zaken bevat. Bovendien vinden wij in een Aanhangsel eenige Bijvoegsels, die 22 bladzijden druks beslaan, en, naar 's Schrijvers eigene verklaring, veel uitvoeriger waren geworden, indien hij zich niet de kortheid, als eene heilige wet, had voorgeschreven. Vanhier, dat hij zich in hot Bijvoegsel tot de Inleiding, H.I. §. 3, alleen bepaalt tot eene beknopte opgave en beoordeeling der werken van hug en creuzer, die na de vorige uitgave zijner Verhandeling in het licht verschenen, zonder van anderen te gewagen, die ook sedert, op het voetspoor van heyne, over de Mythologie geschreven hebben; terwijl hij in 't voorbijgaan gevoelen doet, hoe ten onregte onze vaderlandsche Geleerden in de Allgem. Litt. Zeitung, Hall. und Leipz. April 1824, N. 24, beschuldigd worden van onkunde aangaande de vorderingen, die men in Duitschland in de kennis van het mythische en symbolische gemaakt heeft. - Het tweede Bijvoegsel gewaagt van een nieuw bewijs der buitensporige gevoelens van kanne, die in het allegoriseren onzen coccejus verre overtreft, gelijk onder anderen blijken kan uit eene verklaring van Ezech. XXVI-XXVIII, volgens welke de letterlijke zin slaat op Tyrus en haren Koning, maar de geestelijke op de Hierarchij der Roomsche Paussen, dewijl de profetische naam van Tyrus, welke in het Hebreeuwsch Rots beteekent, zal aanduiden, dat de Paussen eenmaal hunne opperhoofdigheid zouden asleiden van petrus, door den Heiland alzoo betiteld, dewijl op hem, als op eene Rots, zijne gemeente zou gevestigd worden. - De overige Bijvoegsels, die op de verschillende deelen der Verhandeling betrekking hebben, bevatten óf verdediging van het gestelde tegen aanmerkingen, daarop
medegedeeld, als, in de Bijdragen tot de beoefening en geschiedenis der Godgeleerde Wetenschappen van 1814, rakende het uitvoerige der bewijzen voor de historische echtheid der H. Boeken, - óf verwijzing naar het werk van den Schrijver, getiteld: Institutio Interpretis V. Testamenti, 1822, - óf nadere bevestiging van 's Schrijvers denktrant over het verhandelde onderwerp, waarin hij zich