Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 776]
| |
togt op dat punt des kanaals, van waar hij onderstelde, dat leander hetzelve had overgestoken, om zijne hero te ontmoeten. Het schijnt, dat de stroom der Dardanellen zoo snel gaat, dat het onmogelijk is, denzelven zwemmende, en zelfs met eene schuit, te klieven, met eenige zekerheid van aan een gegeven punt te landen. Lord byron begon zijnen togt van het kasteel van Abydos, en bereikte den tegenovergestelden oever niet dan op drie mijlen beneden de plaats, waar hij zich had voorgesteld aan te komen. Hij had eene schuit bij zich gedurende den ganschen overtogt, opdat hij voor alle gevaar of ongeluk mogt beveiligd zijn. Toen hij aan land kwam, waren zijne krachten zoodanig uitgeput, dat hij gretiglijk van het aanbod eens armen Turkschen visschers gebruik maakte, om in zijne hut uit te rusten. Hij was ziek, en had een' sterken aanval van koorts. Daar de Luitenant ekenhead verpligt was naar zijn sregat terug te keeren, bleef byron alleen met de goede lieden, die hem hadden ingenomen. De Turk had geenerlei vermoeden van den rang en de vermaardheid van zijnen gast. Hij verleende hem echter allen mogelijken bijstand; zijne vrouw betoonde zich even hulpvaardig, en allen verzorgden hem zoo wèl, dat, na verloop van vijf dagen, de zieke hersteld was. Toen hij scheep ging om terug te keeren, voorzag hem zijn minzame hospes van een groot brood, eene kaas, en een' lederen zak met wijn; hij drong hem tevens eenig klein geld op, boezemde een gebed tot allah voor hem uit, en wenschte hem eene goede reis. Bij het ontvangen van de gaven des armen Turkschen visschers vergenoegde zich Lord byron met eene eenvoudige dankbetuiging; maar bij zijne terugkomst vaardigde hij zijnen getrouwen stephano af, om, uit zijnen naam, den visscher een stel netten, een jagtgeweer, een koppel pistolen, en twaalf el zijden stoffe voor zijne vrouw ter hand te stellen. De goede man, geheel verbaasd op het aanschouwen van zoo vele fraaije dingen, riep uit: ‘Welk eene kostbare belooning voor eene geringe gastvrijheid!’ Hij besloot, des anderen daags den Hellespont over te steken, om den milden gever persoonlijk te bedanken. Hij stapte in zijne schuit, en kwam weldra in het ruime sop; maar, naauwelijks ter helste des kanaals gekomen, deed eene geweldige rukvlaag het vaartuig omslaan, en hij werd door de golven verzwolgen. Lord byron, gelijk men kan begrijpen, was zeer be- | |
[pagina 777]
| |
droefd over dit noodlottig ongeval, zond, zoodra hij daarvan kennis droeg, eene som van 50 dollars aan de weduwe van den visscher, en liet haar zeggen, dat zij te allen tijde op hem konde rekenen. Deze Anekdote, welke der nagedachtenisse van Lord byron eere doet, was tot dusverre onbekend; men is dezelve verschuldigd aan den Heer hase, Luitenant bij de Koninklijke Engelsche Zeemagt, die zich aldaar te dien tijde bevond. Hij voegt er nevens, dat byron, zich in 1817 naar Konstantinopel begevende, zich te dezer zelfde plaatse aan land deed zetten, en nieuwe weldaden bewees aan de weduwe en den zoon des visschers, die zich nog wel de geschenken van Lord byron herinnerden, maar zijnen persoon niet meer herkenden, zoo zeer had niet slechts zijn gewaad, maar ook het verloop van eenige jaren hem veranderd. |
|