delijk over dit onderwerp de brochure leest van Mijnheer den Professor aan de Hoogeschool te Gent, zullen er zich slechts weinig zwarigheden tegen deze waarheid bij u blijven opdoen.
Wij hebben geestige lieden in ons vak gehad, al was het maar de vernuftige figaro, wanneer castil-blaze hem slechts niet doet spreken.
Desgelijks wordt onze zedelijke meerderheid gestaafd door eene menigte van spreekwijzen, die populair geworden zijn. Wat beteekenen, bij voorbeeld, de uitdrukkingen: eene stad razéren - snedig zijn - met iemand den gek scheren - hem inzeepen? Uit wat Woordenboek zijn dezelve genomen? Van welke kunst, dan de onze, zijn ze ontleend? Uwe schranderheid zal mij wel ontslaan van het bewijs verder uit te breiden.
Ook is het bewezen, dat, van alle menschelijke uitwassen, de baard buiten tegenspraak de eerbiedwekkendste is. Doch ons komt het regt toe, om deszelfs voortgang te besturen, of, zoo gij wilt, te stuiten; het is eene soort van vrijdom om te hakken, en wij zijn voor den baard, wat de Heeren Agenten van de Bank voor de nationale bosschen zijn.
Gij ziet, voer hij voort, zijne geleerdheid en welsprekendheid verdubbelende, dat ons alleen het regt is afgestaan, om een' aanflag te wagen tegen het respectabelste, wat er op aarde of in den (Heidenschen) hemel bestaat. Wat toch is het teeken van manbaarheid, van waardigheid, van goddelijkheid? Lees Atala, de Iliade, enz. Wat kenmerkt, van onheugelijke tijden, vader aubry, jupiter, enz.? De lange, meer of min verzilverde en golvende baard, die hun tot op den buik hangt.
Doch staatkundige en zedelijke denkbeelden daargelaten, zoo is de baard ook niet vreemd aan de poëtische inblazingen. Ik zal meer zeggen: men vindt dien weder in de beide stelsels, die thans de Letterkundigen verdeelen; men pleit voor of tegen de eenheid van plaats, van tijd, van belang. De een wil, wat de ander verbiedt; deze vordert waarheid, die het ideale. Maar ziehier den band der beide leerstellingen: sla open wien gij wilt, virgilius of ossian, gij vindt zoo wel den baard van priamus als den baard van fingal.
Ik had, zeide bij met een grappig zelfgevoel, nog een aantal gedachten te ontwikkelen; maar mijne operatie is geeindigd. Gij zoudt mij in den baard kunnen varen; maar