Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschrijving en afbeelding van een levend menschelijk geraamte, thans te Londen zich bevindende.Claude ambroise seurat is de naam van dit zeldzaam natuurverschijnsel. Hij werd geboren, op den 10den April 1797, te Troyes, in Champagne, en is alzoo tegenwoordig 28 jaren oud; het kind van arme, maar achtingwaardige ouders, welke beide gezegd worden van een' stevigen ligchaamsbouw te zijn geweest. Zijne moeder onderging, gedurende hare zwangerheid, geen schrik of eenig toeval; weshalve zijn tegenwoordige toestand niet aan gewone oorzaken kan worden toegekend. Naar luid van het berigt zijns vaders, (zijne moeder is overleden, maar hij heeft eene stiefmoeder) viel er niets bijzonders aan hem op te merken bij zijne geboorte; maar Dr. wood is van gevoelen, dat dezelfde wanschapenheid, welke hem thans zoo zeer onderscheidt, ook toen reeds moet bestaan hebben. Zijn wasdom ging tot den gewonen tijd des levens voort; maar, bij het opgroeijen, werden zijne afneming en verlies van spierkracht meer en meer zigtbaar. - Bij zijn binnentreden des vertreks, vervullen zijne gebogene houding, ontvleeschte armen en beenen, ingezonkene oogen, doodmager gelaat, enz. de ziel des aanschouwers met het denkbeeld van zijn pas verrijzen uit een langdurig ziekbed, of liever van zijn opstaan uit | |||||||||||||||||||||
[pagina 717]
| |||||||||||||||||||||
die plaatse, van waar niemand wederkeert. Maar wij zullen pogen eene meer bijzondere beschrijving van hem te geven. Het hoofd. - Ten gevalle der Faculteit, heeft seurat zijn hoofd laten kaalscheren, en houdt gemeenlijk een staal van de kleur zijns eigen haars (donkerbruin) in de hand, waarmede zijn hoofd rijkelijk was versierd. Men moet dat hoofd zien, om het wèl te leeren kennen. Dr. wood heeft opgemerkt, dat het niets gebrekkigs heeft in deszelfs omvang; dat verscheidene organen volkomen ontwikkeld en werkzaam zijn; dat het orgaan der geslachtsdrift ongemeen ontwikkeld is; dat toonzin en moed voorts de meest ontwikkelde organen zijn, en dat er geen gebrek aan verstandsvermogens is te ontdekken, noch in de bewerktuiging, noch in het verkeer. Zijne bijzondere gelaatstrekken zijn volkomen, en zoodanig, dat dezelve, bij gezondheid en opgewektheid, een aantrekkelijk geheel zouden opleveren. Zijn oog is donker, vol en doordringend, en het bindvlies van eene schoone witheid; maar de indruk van dit orgaan is pijnlijk voor den aanschouwer, al het angstige en doorschijnende vertoonende, gemeenlijk personen eigen, die aan tering lijden. Zijn gezigt is sterk. Zijne tanden zijn zuiver, en de werktuigen der kaauwing goed; maar hij geeft de voorkeur aan zulk voedsel, als de minste inspanning vordert van de kaauwspieren, zijnde zeer spoedig vermoeid door eenige inspanning derzelven. De ooren zijn fijn gevormd, en zijn gehoor is goed. De hals. - Van voren gezien, schijnt de hals kort, plat en breed. Die schijnbare kortheid wordt veroorzaakt door zijn onvermogen, om het hoofd behoorlijk regtop te houden; en, de kin gevolgelijk zakkende, bedekt zulks het bovenste gedeelte van den hals: de platheid is toe te schrijven aan het gebrek van spiervezel en celwijs weefsel, alsmede aan de groote breedte van den hals, afwijkende van deszelfs natuurlijke rondheid; en deze groote breedte wordt te weeg gebragt door den bijzonderen vorm en gesteldheid van de schouderbladen, de bovenste hoeken van welke, in stede van te rusten op de achterste gedeelten van de hoogste ribben, gekeerd zijn over den schouder, en zoo verre voorwaarts komen, dat zij nagenoeg het midden bereiken van de sleutelbeenderen, alwaar derzelver plaatsing gemakkelijk van voren te zien is: gevolgelijk loopen de spieren opligters der schouderbladen genoemd, welke van de bovenste halswervelen afkomen, en gewoonlijk nederwaarts en eenigzins buitenwaarts loopen, in dit voor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 718]
| |||||||||||||||||||||
werp zeer veel buitenwaarts, in eene rigting naar het schoudergewricht, en strekken den hals aanmerkelijk in eene zijdelingsche rigting uit. De schouders. - De regter schouder is aanmerkelijk lager dan de linker. De schouderbladen. - De schouderbladen zijn met eene zeer dunne huid gedekt, en steken sterk uit; wanneer de armen achterwaarts gebogen zijn, raken zij elkander nagenoeg, van zoo nabij zelfs, dat zij eene hazelnoot zouden kunnen beklemmen; en in deze houding is de holte tusschen de schouderbladen en de ruggegraat zoo groot, dat een appel van gewone grootte gemakkelijk voorbij de hazelnoot kan doorgaan. De armen. - Beenderen met vel gedekt, zoo gespannen, dat de bovenste gewrichten der armen van dit wonderschepsel bezwaarlijk vier (Eng.) duimen in omtrek halen. De voorarmen zijn wel zoo dik als de oppergewrichten, halende vijf en een' halven duim om het dikste gedeelte. De spierkracht in de armen is zoo zeer verminderd, dat hij niet langer in staat is, om dezelve naar zijn hoofd te brengen. Dr. wood, die hem zag eten, zegt, dat hij zich zelf kan voeden, door zijn hoofd halverweg de tafel te buigen, op welke de voorarm rust; maar, wanneer hij wil drinken, moet zijne stiefmoeder, welke hem zorgvuldig oppast, hem te hulp komen, dewijl hij het glas niet aan den mond kan brengen. De handen. - Eene drooge huid dekt de beenderen der handen, welke, met vleesch bekleed, fraai zijn zouden. De vingeren zijn lang, en, bij mangel aan vleesch, naar boven getrokken, waardoor de knokkel eenen hoek vormt met de laatste geleding. De nagels zijn net gevormd. De borst. - Dit gedeelte van het ligchaam heeft alle overeenkomst met dat van een geraamte; want het been is zoo wonderbaar ingezonken, dat de afstand van de borst tot de ruggegraat, uitwendig, nog geen drie duimen haalt, en diensvolgens inwendig nog minder. De longen. - Dr. wood is van gevoelen, na de longen met de stethoscoop, of hoortuig, te hebben onderzocht, dat er eene holligheid is in de regter kwab, het gevolg van knobbelachtige verzwering of opneming, dewijl het borstgeluid zeer duidelijk waar te nemen is; terwijl de linker kwab volmaakt gezond schijnt. Een Heelmeester van naam, en bijzonder vriend van laennec, den uitvinder van zoo even | |||||||||||||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||||||||||||
genoemde werktuig, daarbij tegenwoordig, is stellig van dezelfde gedachte. Anderen zijn van meening, dat de werking der longen niet uitgaat van de borst, zoo als gewoonlijk, maar van het lager gedeelte des onderbuiks; bewerende, dat de werktuigen der ademhaling, door buitengemeene slapheid, geheel uit derzelver eigenaardige plaats zijn afgedaald. Het hart. - Sir astley cooper, is ons verzekerd, verklaart, dat het hart gelegen is in een geheel tegennatuurlijk gedeelte, zeer laag in het ligchaam; maar Dr. wood beweert, dat, schoon inderdaad laag, het evenwel niet volstrekt buiten deszelfs natuurlijke plaatsing zich bevindt; dat het niets buitengewoons in deszelfs werking vertoont, geene botsing of eenige overhelling tot uitzetting. De klopping is duidelijk zigtbaar, schoon niet veel meer dan die, welke bij personen wordt waargenomen, die door langdurige ziekte zijn uitgeput. Zijn hart is dus niet verbeend, zoo als men verteld heeft; het volvoert deszelfs werkzaamheden geregeld, en stuwt het bloed in behoorlijke evenredigheid naar de verschillende ligchaamsdeelen. De lever. - De lever is klaar te onderscheiden beneden de randen der ribben, en is uitgezet en verhard, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van eene vroegere ziekte, naastdenkelijk eene ontsteking door eenen aanval van leverkwaal, hem vóór eenige jaren overgekomen, blijkens de achtergeblevene lidteekenen van eene rijkelijke aanwending van bloedzuigers. De ribben. - Niets kan sterker uitkomen of onderscheidener geteld worden, dan de ribben van deze droevige figuur. Bij het betasten zijn het even zoo vele afzonderlijke beenderstukken. De onderbuik. - Juist het omgekeerde van den AldermansstandGa naar voetnoot(*) vertoont zich in den zamengetrokken' en uitgemergelden onderbuik van dit vel-en-beenskind; maar dit is niet te verwonderen, dewijl de geringe hoeveelheid spijs en drank, welke hij nuttigt, ontoereikende is, om denzelven in het minste te doen uitzetten; weshalve alle de onderbuiksspieren opwaarts, of binnenwaarts, zijn gekeerd; gelijk wij gedeeltelijk aan onszelven kunnen te werk stellen, door denzelven in te trekken: het bekken, ten gevolge hiervan en van het gebrek aan | |||||||||||||||||||||
[pagina 720]
| |||||||||||||||||||||
spierkracht, heeft het voorkomen van ongemeenen omvang, en de inplanting van het dijebeen is duidelijk zigtbaar; het geheel van den bovensten kam van het darmbeen laat zich zeer ligt omtrekken, en de gedaante van het zitbeen is gemakkelijk te onderkennen, hebbende weinig meer dan een velbekleedsel; de bilspieten zijn zoo goed als te niet gegaan, en het staartbeen kan men met het oog volgen tot deszelfs uiterste einde. De genitalia zijn volkomen en zelfs krachtig ontwikkeld, en hij heeft de geslachtsdrift met geweld te keer moeten gaan, wijl met derzelver voldoening zijn leven gemoeid ware. Maar er is een schijn van onderbuik aanwezig, hetwelk men niet moet voorbijzien. Denzelven beschouwende, zou men zeggen, dat dezelve bestond in twee holligheden, eene bovenste en eene benedenste, zoo geweldig is dit arme schepsel zamengetrokken in de lenden. De volgende afmetingen zullen hiervan misschien een duidelijker denkbeeld geven:
De romp. - Den romp vergelijkende met een' grooten blaasbalg, nemen wij het meest geschikte voorwerp te baat, om den Lezer een eigenaardig denkbeeld van denzelven te geven: want, van den schouder tot de heup, heeft dezelve meer overeenkomst met een' hoepelzak, met leder bekleed, dan met eenig ander ding; en de gelijkenis met een' blaasbalg wordt versterkt door de zeer zigtbare klopping van het hart. De heupen. - Ten einde zich eene voorstelling te maken van den vorm der heupen, verwijzen wij tot de Afbeelding. De dijen. - De volslagene nietigheid der dijen laat zich niet beschrijven. Het zijn beenderen, enkel bedekt met eene drooge huid. Dr. wood zegt, dat er naauwelijks een spoor bestaat van spieren, en dat de uit- en inwendige groote dijespier, de magere-, de regte- en kleermakers-spieren enz. niet zijn aan te wijzen. De kniën. - De kniegeledingen hebben het voorkomen van kloeke vorming, enkel het gevolg van den ingekrompen' toestand der spieren, welke de cylindrische beenderen behoorden te omkleeden. Zij zijn van eene roodachtige kleur, welke dezelve zeer doet uitkomen, wijl het ligchaam eene loodverwige tint heeft. | |||||||||||||||||||||
[pagina 721]
| |||||||||||||||||||||
De beenen. - De beenen hebben een minder ellendig voorkomen dan de dijen, hoewel zij zeer nietig zijn. Er is meer spiersontwikkeling in het regter been, dan in het linker; hebbende het regter eenige overeenkomst met de gewone uitzetzetting der kuitspieren. De scheenen en enkels. - Op de scheenbeenderen zijn twee of drie uitpuilingen of gezwelletjes. De enkels zijn ongemeen breed. De voet. - Aan den voet is niets buitengewoons, behalve dat dezelve te breed schijnt. Op de basis des grooten teens des linker voets is een likdoren. De huid. - Zoo volstrekt droog en zoo geheel van zweet beroofd is de huid van dit zeldzaam levend wezen, dat dezelve volkomen gelijk is aan parkement, en hij nooit uitwasemt. Zijne lengte, gewigt en ouderdom. - Seurat is 5 voet 7½ duim (Eng.) lang, en de lengte der uiteinden is evenredig aan de lengte zijns ligchaams. Hij weegt 78 pond, (omtrent 36 Nederl.) Hij is thans, gelijk gezegd is, 28 jaren oud; het tijdperk, waarin de man zijne grootste volkomenheid en kracht heeft bereikt. Zijn gang. - Wanneer hij ter kamer intreedt, wordt de aanschouwer getroffen door de moeijelijkheid van zijnen gang; want hij heeft weinig of geen vermogen, om zijne ledematen in beweging te brengen. Dr. wood vergelijkt zijnen stap met dien van een paard, dat op ééns in den draf wordt gestuit, en beschrijft denzelven, door dien te vergelijken bij de onvaste pogingen van een kind, dat begint te loopen. Wij weten het insgelijks niet beter uit te drukken, hoewel het ons niet voldoet; want de gang van seurat is eigenlijk met niets te vergelijken, wat wij ooit gezien hebben; er bestaat misschien niets dergelijks in de natuur; het is onbeschrijfbaar treffend en naar. Zijne gezondheid. - Van het vroegste tijdperk zijner kindschheid af, is zijne gezondheid bestendig goed geweest, behoudens de gewone ongesteldheden, waaraan kinderen onderworpen zijn, eenen aanval van het zijdewee, en eene leverkwaal, aan welke hij ongeveer vijf jaren geleden sukkelde. Tegenwoordig is hij volkomen vrij van eenig ligchamelijk ongemak. Dus hebben wij dan getracht onze Lezers een eenigzins uitgewerkt verslag te geven van dit onbegrijpelijk, onbeschrijfbaar, onvergelijkelijk wezen, thans te Londen het voor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 722]
| |||||||||||||||||||||
werp der verbazing van allen, die hem beschouwen. Hij wordt vertoond in een' ontblooten staat, uitgezonderd alleen eene smalle u tgesneden schort om de lenden; en ook deze wordt gereedelijk weggenomen ten verzoeke van eenig wetenschappelijk navorscher. Hij luistert met aandacht, en beantwoordt alle vragen, hem gedaan, zonder eenige achterhoudendheid. Hij praat met levendigheid; maar schijnt afgemat, wanneer dit langer duurt dan eenige minuten. Hij is, bij zijne overvaart, volstrekt niet zeeziek geweest; hetwelk ook gewis zijn leven in groot gevaar zou gebragt hebben. Hij is een hartstogtelijk beminnaar van muzijk, en zingt eenige liedjes van zijn land. Zijne stem is zwak, maar in 't geheel niet onaangenaam. Wanneer hij spreekt, en nog meer wanneer hij zingt, is de klopping van het hart ten sterkste blijkbaar, en de beweging aan den hals zeer in het oog vallende. Hij is uiterst gevoelig; waardoor, wanneer men de huid ter linker zijde aanraakt, de omringende oppervlakte des ligchaams aanstonds eene rilling ondergaat. Zijne gewone hoeveelheid spijs is van twee tot drie oncen per dagGa naar voetnoot(*). Zijn drank bestaat uit wijn met water, en porter, hetwelk hij slurpt; want, zoo hij eene teug dronk, zou hem dit, naar alle waarschijnlijkheid, doen stikken, dewijl de buitengewone gesteldheid der ribben en van het borstbeen hem belet naar eisch te slikken. In seurat is het borstbeen zeer plat, alsof het binnenwaarts naar de rugwervelen was gedrongen; terwijl bij welgevormde personen dit been eenigzins bolrond naar buiten en naar binnen hol is, dus juist het tegengestelde; inderdaad het strekt zich zoo ver binnenwaarts uit bij seurat, dat er naauwelijks van 1½ tot 2 duim tusschen hetzelve en de tegenover liggende wervelen overblijft; weshalve hij genoodzaakt is, zijne spijs zeer fijn te kaauwen, en zijnen drank te slurpen, in stede van | |||||||||||||||||||||
[pagina 723]
| |||||||||||||||||||||
te drinken. Eenigen voegen er bij, dat het aan de platheid van het borstbeen en de buitengewone gesteldheid der ribben is toe te schrijven, dat het hart niet op zijne natuurlijke plaats wordt gevonden, daar deszelfs klopping, in plaats van achter de 3, 4 en 5de rib, wordt waargenomen zeer laag nederwaarts achter de 7, 8 en 9de, in de rigting der linker onderbuiksstreek. Zijne spijsvertering is goed, en zijne ontlastingen zijn geregeld. Zijn slaap is, over het geheel, diep en gezond; dikwijls droomt hij, maar over onderwerpen van woeligen aard, nooit van iets, in verband staande met zijn eigen ongelukkig lot. Dr. wood berigt ons echter, dat hij van tijd tot tijd gekweld wordt van de nachtmerrie, en dat seurat slaapt tusschen zijnen vader en zijne stiefmoeder, een van welke alsdan terstond dien kwaden geest verdrijft, door hem zachtelijk te bewegen, wanneer het bloed deszelfs natuurlijken loop hervat, en hem vergunt, zijn ellendig leven te verpoozen, en rond te zweven in de denkbeeldige wereld. - Hij verduurt de uitwerkselen van hitte en koude gelijk andere menschen, en heeft geene meer dan gewone kleeding noodig. Het allerongunstigst gezigtpunt, waarin zich seurat vertoont, is van ter zijde, met opgehevene armen. In deze houding schijnt hij alles behalve een mensch te zijn; het is een verschrikkelijk iets! De doodgelijke omtrek des ganschen ligchaams, het spookachtige der ribben, de ingevallen onderbuik en de uitspringende achterdeelen vertoonen een voorwerp, onvergelijkbaar in de menschensoort. In deze houding is hij eene levende figuur van de cijfer 3. Volgens getuigenis van zijnen vader, hebben de Leden van de Fransche Faculteit hem met zoo veel ongevoeligheid en onkieschheid, in het betasten en zelfs knijpen, bejegend, dat hij weigerde zich aan hen te vertoonen, ja ten laatste zulk eenen afkeer kreeg van zijne Hooggeleerde landgenooten, dat hij zich in 't geheel niet meer wilde laten bezien. Een Geneeskundige heeft ons verzekerd, dat, wanneer, bij donker, een kaarslicht achter zijnen onderbuik geplaatst wordt, hij doorschijnend is, en schier alles van binnen duidelijk kan worden waargenomen. Wanneer de nieuwsgierigheid des aanschouwers bevredigd is, en hij den schok van het eerste gezigt heeft doorgestaan, maakt zich het diepste medelijden meester van elk gevoelig en nadenkend gemoed; want dit arm schepsel is zoo goed als | |||||||||||||||||||||
[pagina 724]
| |||||||||||||||||||||
uitgesloten van allen aandeel in de genietingen des levens, en als gedoemd tot eenen staat van levenden dood! Wij hebben, in den loop van ons leven, vreemde tooneelen, vreemde dingen, vreemde dieren en vreemde menschen gezien; wij hebben mannen en vrouwen gezien, buitengewone kracht, behendigheid enz. uitoefenende; wij hebben vuur- en glas-eters, koper- en ijzer-kaauwers, vlas- en steen-slokkers gezien; wij hebben reuzen, reuzinnen en dwergen, vrouwen met twee aangezigten en mannen met drie handen gezien; wij hebben nog onlangs, op de kermis, een kind gezien met twee hoofden, vier armen en vier beenen; wij hebben menschen gezien, die voorgaven zonder voedsel te leven, en zulken, die eene gans, of een' kalkoen, of een' schapenbout, of een lam, op ééns, konden orberen; wij hebben jongens en meisjes gezien, schrijvende, teekenende en schilderende zonder armen, en anderen, knipsels makende en pistolen afschietende met hunne teenen; wij hebben blinden gezien, die uurwerken en horlogies vervaardigden, en anderen, die piano's, harpen en werktuigen herstelden; wij hebben, kortom, vele andere zeer vreemde vertooningen aanschouwd; - maar nimmer hebben wij iets gezien, waardig om vergeleken te worden met claude ambroise seurat, het levend menschelijk Geraamte! |
|