Den Heere Redacteur van de Vaderlandsche Letteroefeningen.
Weledel Heer!
Het onderstaand Latijnsch Grafschrift van den kernvollen janus burmannus den jongeren, geplaatst op het voetstuk van de, in den jare 1767, op kosten van den edelen Mr. a. calkoen, in de kerk te Amstelveen, vervaardigde Lijkbus ter eere van den bevalligen en geleerden joan van broekhuizen, trof mij, door deszelfs eenvoudigheid, waarheid en veelomvattendheid, zoo zeer, dat ik het waagde, daarvan, in 1822, eene zwakke navolging te beproeven. Indien Uw Ed. dezelve eene plaats in het Mengelwerk van uw Tijdschrift wildet inruimen, zou aan het verlangen van eenigen mijner vrienden voldaan zijn, en zulks ook niet onaangenaam aan hem wezen, die zich met alle achting noemt, enz.
Amsterdam, 15 Sept. 1825.
Mr. w.j.c. van hasselt.
D.M. Jani Broukhush, defuncti anno CIƆDCCVII.
Sparge sacro lauras myrtumque hederasque sepulcro,
Piëridas quisquis, Pallada quisquis amas:
Callimachum numeris referens Broukhusius umbrum.
Hîc Amstelveniâ conditus aede jacet.
Ut, post Gradivi partas pulvere palmas,
Otia qua coluit docta, quiescat humo.
Laude sua pietas, cineri nunc praestita, gratae
Nobile in exemplum posteritatis eat;
Quae male neglectis et honore carentibus umbris,
Lustra suum reddit post duodena decus:
Sint licet ingenii monumenta perennia tanti,
Busta sed e Pario marmore caesa ruant.
petrus burmannus secundus.
Ter gedachtenis van Joan van Broekhuizen, overleden in het jaar 1707.
Strooi op dit heilig gras en mirte- en lauwerblâren,
Gij, die de Dichtkunst eert, gij, die de Krijgskunst mint:
Hij, die Propertius verving op gouden snaren,
Broekhuizen is 't, wiens asch gij hier verzameld vindt.
Hier rust hij, in het oord, waar hij, met roem ontslagen
Uit Mavor's dienst, zich gansch der Muzen had verpand.
Het dankbaar nageslacht komt hem hier hulde dragen
Door deze Graftrofé, het voorgeslacht tot schand'.
Het voorgeslacht tot schand'; want bijna zestig jaren
Eischt' zulk een eerbewijs en pligt en dankbaarheid.
De tijd, die marmer gruist, zal ook deez' steen niet sparen;
Maar hem wacht door zijn geest en pen de onsterflijkheid.