Uittreksel uit den brief eens opperöfficiers van het 48ste regement van linie, in garnizoen liggende in de hoofdstad Basse-Terre, wegens den orkaan van Guadeloupe.
Basse-Terre, 2 Aug. 1825.
Waarde Zoon!
Ik heb eenige dagen gewacht met u narigt van mij te doen geworden, dewijl ik ongerust was over uwen broeder, die zich thans ver van mij verwijderd vindt. Na eene gebeurtenis, zoo verschrikkelijk als die der omkeering van dit eiland, konde elk onzer, verwonderd over zijn eigen behoud, naauwelijks dat van anderen gelooven. Eindelijk gerust gesteld, moogt gij, zonder angst voor het verlies van naastbestaanden, uwe oogen slaan op een ontzettend tafereel, dat nog veel ijsselijker zoude zijn, bijaldien ik in staat ware, het naar waarheid te schetsen. Één tooneel, onder mijne oogen voorgevallen, moge u over het geheel eenigzins doen oordeelen. Ten 10 ure bevonden wij ons met ons 12 Officieren te zamen in ons kosthuis, en vermaakten ons met den schrik, dien de wind, welks hevigheid elk oogenblik toenam, aan de Negers, die ons bedienden, inboezemde. Reeds waren twee banaanboomen voor onze oogen omvergeworpen, toen de vensters en deuren onzer eetzaal allergeweldigst geschud werden. Wij stelden gezamenlijk alle kracht te werk, om dezelve te ondersteunen; maar te vergeefs. Gedurende dien tijd werden zes kamers boven ons, de eene na de andere, opgenomen, en, met al de meubelen, in den tuin gesmeten. Ondanks het gevaar van uit te gaan, moesten wij eene plaats oversteken, om een ander verblijf te bereiken. Dezelfde pogingen, gedurende ¾ uurs! Het geweld van den wind was nu verdubbeld; de vertrekken der eerste verdieping werden desgelijks weggevoerd; een beschot voor ons werd omvergeworpen; de muur daar tegenover scheidde zich van den vloer, en dreigde elk oogenblik in te storten. Deze post was alzoo niet houdbaar. Thans vlugtte elk op Gods genade van daar, zonder te weten, waar eene schuilplaats te vinden, en op de kans af van door een' rukwind opgenomen te worden. De regen viel bij stroomen, en ik heb pijlen vuurs gezien, die, als 't ware, den grond kliefden. Ik wierp mij in de kerk, van welke reeds een gedeelte was ingestort; maar in