| |
| |
| |
Levensschets van M.A. Pictet. Door J.P. Vauchek, Hoogleeraar in de Kerkelijke Geschiedenis te Genève.
(Bibliothèque universelle, Mai 1825.)
Marc-auguste pictet, een der voornaamste beärbeiders der Bibliothèque universelle, is onlangs der wetenschappen en zijn vaderland door den dood ontrukt. Hij bezweek onder de aanvallen eener hevige ziekte, op den 19 April 1825, in het drieënzeventigste jaar zijns levens, bijna vier maanden na den dood van zijnen broeder, charles pictet. Hij werd in 1752 te Genève uit een oud en aanzienlijk geslacht geboren, en begon zijne eerste studiën in het vaderlijke huis. Vervolgens werd hij in onze hoogere scholen opgenomen, en, na geregeld de lessen van fraaije Letteren en Wijsbegeerte gevolgd te hebben, zoo als dezelve toenmaals gegeven werden, ging hij tot de Regtsgeleerdheid over, en werd Advocaat, volgens de gewoonte der jonge lieden, die zich tot openbare ambten voorbereidden. De lessen der Wijsbegeerte, echter, hadden hem eene zucht voor de natuurkundige wetenschappen ingeboezemd, welke, ver van te verflaauwen, tot aan het einde zijns levens steeds vermeerderde. Om aan dezelve te voldoen, zocht hij kennis, eerst met jacques-andré mallet, Hoogleeraar in de Sterrekunde aan onze Hoogeschool, en bij de geleerden bekend door zijne reis naar Ponoi voor de waarneming des voorbijgangs van Venus in den jare 1769. Hij oefende zich onder dezen kundigen meester, waarvan hij weldra de medewerker en vriend werd. Onze stad bevatte alstoen eenige van die verhevene mannen, welke de wetenschap doen vooruitgaan, en wier roem de hen omringende jonge lieden met ijver bezielt. Deze mannen waren de luc, bonnet, trembley, vooral de saussure, schepper der voortreffelijke wetenschap, de Geologie, en wiens lessen over de Natuurkunde de grootste voldoening gaven. Pictet had het geluk, dezen laatsten te behagen, door zijne gelukkige geestgesteldheid en zijn beminnelijk
karakter. Hij vergezelde hem op zijne togten over de Alpen, en werd dikwijls door hem met nasporingen belast, welke niet onmiddellijk tot de Geologie betrekking hadden, maar die in het algemeene plan van zijne werkzaamheden voorkwamen, als het meten van hoogten,
| |
| |
het doen van proeven over de electriciteit, den magneet enz. (zie vooral saussure, Voyage aux Alpes, Tom. I.) Te gelijker tijd ging hij voort zich met mallet in de Sterrekunde te oefenen, werkte aan de volmaking der werktuigen voor de meteorologie, waaraan de luc toen eene nog onbekende naauwkeurigheid zocht te geven, en trachtte de wetten van het verschil der warmte in de naburige luchtlagen te ontdekken. Deze en vele andere werkzaamheden hadden plaats in het dorp Cartigni, digt bij Avulli, waar mallet toen een Observatorium had opgerigt.
Ondertusschen verspreidden zich zucht naar kennis en verbeteringen van allerlei aard meer en meer in Cenève. Eenige verlichte burgers, waaronder ook de saussure, legden de grondslagen van de Maatschappij der Kunsten, die in onderscheidene tijden ons vaderland gewigtige diensten bewezen, en ten laatste eene groote uitgebreidheid verkregen heeft. Picte't, nog jong zijnde, nam een zeer werkzaam deel aan deze nieuwe inrigting; hij bewerkte de voorrede van het tweede deel van derzelver Verhandelingen, en plaatste er een stuk in over de Meteorologie. (Considérations sur la Météorologie et résultats d'observations faites à Genève pendant l'année 1778, Tom. I, p. 157.)
Afgemat door verscheidene reizen, en ernstig voor zijne gezondheid beducht, vroeg en verkreeg de saussure in 1786 zijn ontslag van den leerstoel der Wijsbegeerte, welken hij van zijn drieëntwintigste jaar af met zoo veel luister vervuld had, en wees te gelijker tijd als zijnen opvolger aan den Heer pictet, die hem reeds eenige malen als plaatsvervanger gediend had. De nieuwe Hoogleeraar, die een' meester van zulke uitstekende verdiensten opvolgde, leerde met eene bevalligheid, gemakkelijkheid, en aangenaamheid van stem en spraak, die hem aller goedkeuring deden verwerven. Zonder hem, dien hij was opgevolgd, te doen vergeten, trachtte hij de droefheid over deszelfs verlies te verzachten; en van dezen tijd af, tot aan het einde zijns levens, heeft hij, bijna zonder ophouden, openbare lessen gegeven, welke steeds meer en meer bezocht werden, en in welke eene duidelijkheid, vuur en iets wegslepends heerschten, welke alle zijne toehoorders bekoorden.
Het was toen het tijdstip van de wedergeboorte der Natuurkunde en ware Scheikunde. Men ontdekte en onderscheidde de verschillende gassoorten, ontleedde de mineralen,
| |
| |
ontbond de lucht, en kwam weldra tot die groote ontdekkingen, in welke ook ons vaderland eenig deel had, (men zie voornamelijk de Verhandelingen van sennebier en saussure over de ontledingen met zwavel, enz.) en welke door lavoisier spoedig tot een wetenschappelijk leerstelsel gebragt werden. Pictet deelde ook in deze groote omkeering, en gaf in 1791 een Essai sar le Feu in het licht. De proeven, in dit werk voorkomende, verkregen spoedig eenen grooten roem. Sommige bevestigden de terugkaatsing der verborgene warmte, (rèflexion de la chaleur obscure) en de schijnbare der koude; andere leverden nieuwe resultaten op over de doorlating der warmtestof door de ligchamen; andere weder deden de verdeeling der warmte in de luchtlagen, digt bij den aardbodem, op verschillende tijden van den dag en van den nacht, kennen. De eerste hebben tot grondslag gediend van de vernuftige theoriën van de straling der warmtestof, (rayonnement du calorique) en van deszelfs bewegelijk evenwigt (equilibre mobile); de laatste hebben geleid tot de verklaring van het verschijnsel van den dauw.
Ongelukkig kwam de Omwenteling deze stille bezigheden storen, en deed spoedig in onze stad alle de wanorden der regeringloosheid te voorschijn komen. Pictet toonde zich toen, hetgeen hij altijd geweest was, een gematigd en getrouw burger. Hij stelde zich tusschen de verschillende partijen, en beproefde, hoewel zonder gevolg, verschillende middelen tot vereeniging. Vervolgens nam hij de wapenen op voor het gevestigde Gouvernement, en stelde zich aan het uiterste gevaar bloot, om de Overheden tegen de woede van een muitziek volk te beschermen. Toen het kwaad ten top gestegen was, verliet hij zijn ongelukkig vaderland niet, maar waren integendeel alle zijne zorgen daarheen gewend, dat hij de onaangename herinneringen trachtte te verminderen en de harten bijeen te brengen. En zulk een voordeelig denkbeeld had men reeds van zijn edel karakter gekregen, dat, bij de in hechtenis-nemingen en bloedige tooneelen, die volgden, en waarin de woningen der voornaamste burgers geschonden werden, men de zijne ontzag, als eene heilige schuilplaats van wetenschappen en zuivere vaderlandsliefde. Hij verborg er eenige burgers, en redde zelfs, met gevaar van zijn leven, een hunner van een' onvermijdelijken dood.
Deze hevige bewegingen echter, welke alle middelen van bestaan wegnamen, ontroofden hem ook de zijne. Door eene
| |
| |
reeks van nadeelige omstandigheden zag hij zich zeer in behoefte gebragt, daar hij tot onderhoud zijner huishouding niets had dan de geringe bezoldiging van zijn Hoogleeraarsambt. Hoewel midden in den overvloed opgevoed en aan de gemakken des levens gewoon, verdroeg hij echter dezen zijnen toestand met de gelatenheid van den wijze en Christen. Hij nam eene matigheid in acht, welke zonder voorbeeld was, deed te voet de zwaarste marschen, ontzeide zich alle soort van overvloed, trachtende, zoo als hij zijde, met eene vrolijkheid, die hem nimmer verliet, het vraagstuk op te lossen over de minste vertering, die men genoodzaakt was te doen, om te leven.
Te dezer tijd, en toen de revolutionaire bewegingen reeds gestild waren, ontwierp hij, met zijnen broeder charles pictet en zijnen vriend f.g. maurice, het plan van het tijdschrift, eerst bekend onder den naam van Bibliothèque Britannique, naderhand onder dien van Bibliothèque universelle, hetwelk zich tot op onze dagen steeds met het beste gevolg heeft staande gehouden. Het doel der beärbeiding was, om het vaste land bekend te maken met alle de werken en ontdekkingen, die in Engeland te voorschijn kwamen. De eerste deelen overtroffen de verwachting van het publiek, en het getal der lezers groeide spoedig aan. Pictet en zijne medeärbeiders verzuimden niets, om den roem, welken hun werk reeds verkregen had, staande te houden en uit te breiden. Zij schaften zich de geachtste tijdschriften aan, ontboden, soms met groote kosten, de oorspronkelijke werken, en deden zelfs bij die gelegenheid onderscheidene reizen naar Engeland. Daar zij eene grondige kennis van de taal dezes lands, en daarenboven groote kunde bezaten van vele voorwerpen, gingen zij met veel oordeel te werk in het kiezen hunner stoffen, en gaven hunnen lezeren uittreksels en berigten, die zoo wel nieuw als vernuftig waren. Zij hadden zelfs het geluk, het eerst in Europa groote en belangrijke ontdekkingen te verspreiden, zoo als die over de vallende Steenen, (pictet heeft het eerst een Rapport aan het Fransche Instituut gedaan over het bestaan der Vuursteenen, zonder zich te storen aan het belagchelijke, dat men toen aan deze meening hechtte) over de Koepokinenting, enz. Zij hadden met onderscheidene moeijelijkheden te worstelen; de correspondentie werd soms afgebroken of streng verboden; maar door volstandigheid verkregen zij vermogende verdedigers voor
| |
| |
hunne zaak, en zegepraalden van lieverlede over alle hinderpalen.
In 1798 verloor Genève zijne onafhankelijkheid, en werd met de groote Republiek vereenigd. Pictet was een van de veertien burgers, welke belast werden met het ontwerpen van de voorwaarden dezer gedwongene vereeniging; en hij had het geluk, voor zijne medeburgers zeer voordeelige te erlangen, in het bijzonder de volledige vrijheid van hunnen eerdienst, de besturing van hunne openbare inrigtingen en van hunne oude goederen. In het vervolg gelukte het hem meer dan eens, hen bij het Fransche Gouvernement van beschuldigingen vrij te pleiten, aan welke zij dikwijls blootgesteld waren. - Zijne persoonlijke verdiensten en zijn goede naam waren oorzaak, dat hij in 1802 door den Eersten Consul tot Tribun aangesteld werd; en de voorname reden, waarom hij dezen post aannam, was het welzijn van zijn land. Het volgend jaar werd hij een der Secretarissen van dit ligchaam, bij hetwelk hij zich voordeelig deed kennen door redevoeringen vol van edele vrijmoedigheid, voornamelijk betrekkelijk de Douanes, de Kanalen en de groote Wegen. Toen het Tribunaat vernietigd was, werd hij een der Hoofdopzieners der Keizerlijke Universiteit; een post, welke meer overeenkomstig zijnen smaak was, en dien hij behield, zoo lang Genève met Frankrijk vereenigd was. Hij maakte zich bemind bij al de genen, welke in deze zijne nieuwe functiën met hem in betrekking stonden. Hij moedigde de onderwijzers aan, zocht de studiën aangenaam te maken, ontving met welwillendheid allen, die van hem eenigen dienst verzochten, maakte de voortreffelijke mannen bekend, alsmede alle nuttige inrigtingen, en bragt altijd, waar hij zich ook bevond, eene soort van wegslepende geestdrift te weeg. Te gelijker tijd deed hij zich bestendig onderrigten aangaande al het wetenswaardige, dat zich bevond op de plaatsen, welke hij bezocht; hij bestudeerde de mineralogie, deed waarnemingen met den barometer,
waterpaste de wegen, onderzocht de fabrijken, enz. Hij vergat ook de belangen der Hervormde Kerk geenszins, bezocht de Kerkeraden, vernam naar den staat der gemeenten, en deed bij de over dezelve gestelde Autoriteiten zijne voorspraak gelden, om gunsten te erlangen of verongelijkingen te herstellen. Ik beroep mij hier op allen, die het geluk gehad hebben, hem in deze betrekking te kennen, en vraag hun, of zij ooit een meer al- | |
| |
gemeen kundig, mededeelzaam, welwillend en meer beminnelijk man gekend hebben? De zucht om te verpligten was bij hem eene standvastige gewoonte geworden, om niet te zeggen eene wezenlijke behoefte; en de diensten, welke hij, in den post, waarvan wij spreken, het zij aan vreemdelingen, het zij aan zijne medeburgers, bewezen heeft, zijn ontelbaar.
Wanneer zijne dagreis geëindigd was, en hij over zijnen tijd konde beschikken, keerde hij met vreugde in den schoot van zijn huisgezin terug, en deelde met zijne vrienden den rijken oogst, welken hij verzameld had. Hij deelde tevens zijne wetenschappelijke nasporingen en zijne bedoelingen voor het algemeene welzijn mede, nu eens aan de Maatschappij van Kunsten, waarvan hij Voorzitter geworden was sedert den dood van de saussure, dan eens aan die van Natuurkunde en Natuurlijke Historie, van welke hij een der voornaamste grondleggers en zonder twijfel het schoonste sieraad was. Nooit verzuimde hij de vergaderingen van deze laatste Maatschappij, ten zij hij afwezig was, of door ziekte belet werd, en altijd voerde hij het woord, om belangrijke mededeelingen te doen, welke op zijnen arbeid of op dien van anderen betrekking hadden. Daar zijne briefwisseling zeer uitgebreid was, had hij altijd den eenen of anderen brief voor te lezen, eenige delfstof of nieuw werktuig voor te stellen, en bij deze mededeelingen voegde hij zulk eene eenvoudige nederigheid en bevalligheid, dat zij altijd met ongeduld verwacht en met aandacht aangehoord werden. Om alles in één woord te zeggen, hij alleen maakte een groot gedeelte van die Maatschappij uit. (De Verhandelingen van deze Maatschappij bevatten eene schets van hem sur la contrée basaltique des Départemens de Rhin et de Moselle, Tom. I, p. 137. Dezelve is de vrucht der waarnemingen, welke hij op dezen belangrijken grond wist te doen in eene dier vlugtige Inspectiereizen, waarvan wij straks gesproken hebben.)
Gedurende zijn verblijf te Parijs, waar hem de posten van Tribun en Opzigter der Universiteit gedurig riepen, werd hij tot lid van den Kerkeraad der Hervormden te Parijs benoemd. Hij nam dit aan, om meer nuttig aan zijne medeburgers te zijn, en tevens aan de Hervormden in Frankrijk; en, daar hij te zelfder tijd lid van den Kerkeraad te Genève was, werd hij natuurlijk de beschermer van onze Protestantsche Hooge- | |
| |
school bij het Keizerlijk Gouvernement. Hij leerde ons de Hervormde Kerken in Frankrijk, die ons lang onbekend gebleven waren, kennen, en werkte met alle zijne magt, om de betrekkingen te vermeerderen, welke de omstandigheden verzwakt hebben, maar die ons altijd aangenaam zullen zijn. Hij deed meer; hij wijdde een aanzienlijk gedeelte van zijnen tijd toe aan de verbetering van onze gewijde gezangen, die zulks grootelijks noodig hadden. Niet alleen trachtte hij de muzijk en de versisicatie van onze Psalmen te verbeteren, maar ook tot aan het einde zijns levens bestuurde en zat hij voor in de Maatschappij, welke opgerigt was om de jeugd in de gewijde gezangen te onderwijzen, en welke met elken dag het doel haars bestaans nader komt. Hij hield zich overtuigd, dat deze inrigting een der zekerste middelen was, om godsdienstige beginselen in te prenten, en den openbaren eerdienst in stand te houden.
Ondertusschen moest het Keizerlijk Gouvernement voor de magt van het vereenigd Europa bukken, en Frankrijk werd weder binnen deszelfs oude grensscheidingen beperkt. Genève, dat altijd het verlies van zijne onafhankelijkheid betreurd had, deed toen de sterkste pogingen om dezelve te herkrijgen. Pictet stelde het levendigst belang in de herstelling van zijn gelukkig vaderland, en bezigde den invloed, welken hij bij de verschillende partijen had, het zij om de gisteude gemoederen tot bedaren te brengen, het zij om de meer of min moeijelijke worsteling te lenigen, welke altijd bij dergelijke omstandigheden plaats vindt.
Na dit tijdstip, in den jare 1816, vatte hij met zijne beide medeärbeiders het voornemen op, om eene nieuwe gedaante aan hun geschrift te geven. Daar die, welke zij aangenomen hadden, hen in hunne letterkundige en wetenschappelijke mededeelingen beperkte, stelden zij voor den naam van Bibliothèque Britannique dien van Bibliothèque universelle in plaats, en onder dezen nieuwen titel gaven zij berigt van alle de ontdekkingen en werken, welke verdienden bekend te zijn. Eerst plaatsten zij bij voorkeur alle oorspronkelijke Verhandelingen van onze onderscheidene Maatschappijen, wanneer zij deze de aandacht van het algemeen waardig keurden; vervolgens namen zij er ook in op de werken, welke hun uit de overige Kantons van Zwitserland toegezonden werden, en deden omstandig verslag van alles in de Helvetische Maatschappij, wat voor het algemeen van belang kon- | |
| |
de zijn. Pictet had zijne Correspondenten in alle deelen van Europa, en hem werden ook vele onuitgegevene en belangrijke Verhandelingen toegezonden, waarmede hij zijne verzameling verrijkte. Vele uitstekende Schrijvers, als rumford, de beide Heeren prevost, odier, de luc, theodore, de saussure, de candolle, plaatsten in dit geschrift hunne belangrijke nasporingen. Zij werden er onder dien oorspronkelijken vorm in voorgesteld, welke er leven aan geeft en belangstelling verwekt, en welke door geene uittreksels kan vervangen worden. Pictet zelf wist altijd, met eene schranderheid en oordeel, welke hem nooit verlieten, in elk werk het wezenlijke en belangrijke op te sporen. Hij zette alles met eene levendige klaarheid uiteen, en liet doorgaans den Schrijver zelv' spreken. Wanneer hem een moeijelijk onderwerp voorkwam, hetwelk echter verdiende gekend te worden, herinnerde hij den lezer eerst de grondbeginselen der wetenschap,
met eene opmerkelijke eenvoudigheid en schranderheid, en kwam ongevoelig tot meer afgetrokkene beschouwingen, tot dat hij hem had doen vatten, wat het dus ontleedde werk nieuws behelsde. De beide Bibliothèques nagaande, kan men eene menigte wetenschappelijke stukken vinden, welke opmerking verdienen, om derzelver gemakkelijkheid, bevalligheid, en, durf ik zeggen, fraaiheid van voordragt. Pictet plaatste er ook nog oorspronkelijke stukken in, waarin men altijd nieuwe en vernustige denkbeelden vindt, aangaande de Natuurkunde, praktische Sterrekunde en Geodesie.
(Tot bewijs hiervan dienen de volgende stukken. Voor de Natuurkunde: 1o. Proeven, strekkende om te bepalen, of het water zijne grootste digtheid heeft op eene temperatuur boven die van smeltend ijs, (Bibl. Brit. T. 34, p. 113.) 2o. Eene schets over het hoogtemeten door middel van den Barometer, (Ibid. T. 44, p. 3.) 3o. Eene Verhandeling over de veranderingen, die eene ijzeren staaf, welke aan de werking van verschillende krachten onderworpen wordt, kan ondergaan. (Bibl. univ. T. I, p. 171.) 4o. Een Uittreksel der weerkundige Waarnemingen, elken dag gedaan, bij het opgaan der zon en ten twee ure na den middag, te Genève en in het gesticht op den St. Bernard, (Ibid. T. 10, p. 14, 170 et 260.) 5o. Eene Verhandeling over de natuurlijke IJsbergen in eenige grotten van de Jura en Alpen, (Ibid. T. 20, p. 261.) 6o. Beschouwingen over de Hygrometrie in het al- | |
| |
gemeen, over den Hygrometer van de saussure, en over den tegenwoordigen graad van volkomenheid van dat werktuig, (Ibid. T. 27, p. 22.) Voor de Sterrekunde en Geodesie: 1o. De Beschrijving van eene monture parallactique en van een' Mikrometer. (Bibl. Brit. T. 17, p. 109.) 2o. De Beschrijving van een nieuw middel, om met een' sextant den gang der sterren door den meridiaan waar te nemen. 3o. Eene Schets van een' zeer volkomenen en draagbaren Geodesischen toestel. Men voege hierbij de brieven, vervuld met daadzaken en nuttige waarnemingen, betrekkelijk
de nijverheid, kunsten en wetenschappen, welke hij aan zijne medeärbeiders schreef, gedurende eene reis in Engeland, Schotland en Ierland in den jare 1801, (Bibl. Brit. T. 17, 18, 19, 20 et 21) en gedurende een verblijf in Italië in 1820 en 1821, (Bibl. univ. T. 15, 16, 17 et 20) alsmede de bijzonder duidelijke overzigten, in welke hij den voortgang der wetenschap gedurende een zeker tijdperk ontleedde, en in het bijzonder het overzigt van de onderzoekingen en ontdekkingen in de wetenschappen en kunsten, 't welk de Inleiding uitmaakt van de afdeeling Sciences in de Bibliothèque universelle.)
Door deze en gelijksoortige middelen gaven de beide beroemde broeders hun tijdschrift een bijzonder aanzien, hetgeen hetzelve voordeelig van andere voortbrengselen van denzelfden aard onderscheidde. Zij wilden, dat hetzelve berekend ware voor verlichte mannen van alle landen, en dat deszelfs voornaamste doel zoude zijn, de zucht naar kennis te verspreiden en aan te wakkeren. Dit is het hoofddenkbeeld, waarop pictet gedurig terugkwam, en hetwelk hem bestuurde in alle stukken van zijne hand. Hij is in dit opzigt zoo wèl geslaagd, dat zijne verzameling geheel algemeen in ons vaderland geworden is, en dat onze openbare Bibliotheek, die twee exemplaren van hetzelve heeft, naauwelijks allen voldoen kan, die hetzelve willen lezen.
Een ander voordeel, hetwelk dit tijdschrift gehad heeft, en nog in eene hooge mate bezit, is een toon van beleefdheid, bescheidenheid en gematigheid, die zeer opmerkingwaardig is. Wanneer de beärbeiders het werk, waarvan zij verslag doen, niet geheel goedkeuren, werpen zij zich niet tot opperregters op, maar vergenoegen zich met bescheiden hunne redenen bij te brengen, het zij in noten, het zij in het uittreksel zelve, en laten den lezer zelf oordeelen. Met de
| |
| |
staatkunde zich geheel niet ophoudende, zoo als zij zulks dikwijls zelve zeggen, hechten zij een groot gewigt aan het verspreiden van zedelijke en godsdienstige denkbeelden, van edele ontwerpen en ontdekkingen, welke dienstig kunnen zijn tot volmaking en bij gevolg tot geluk des menschelijken geslachts. In moeijelijke tijden zelfs weken zij van deze grondbeginselen niet af, noch vleiden zij de driften der dwalende menigte, of gaven hunne goedkeuring aan de onregtvaardige handelingen van een willekeurig Gouvernement. Vanhier dat zij bestendig de openbare achting genoten hebben, en hun werk, onder den eenvoudigen titel van Recueil literaire et scientifique, steeds de algemeene goedkeuring ontvangen heeft. Hetzelve heeft ook krachtdadig medegewerkt tot de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling dezer Eeuw.
Pictet droeg elken dag meer zorg voor deze schoone onderneming, die zijne gewone gedachte geworden was. Gelukkig, eene bezigheid gevonden te hebben, die aan zijne zucht om te leeren voldeed, en die hem steeds nieuwe middelen aan de hand gaf om zijnen natuurgenooten nuttig te zijn, waren alle zijne denkbeelden en voornemens daaraan verknocht en ondergeschikt; en zoo groot was in dit opzigt zijne naauwgezetheid en die van zijne medeärbeiders, dat in den loop van bij de dertig jaren de opvolgende nommers der beide Bibliothèques bijna geene vertraging ondervonden.
Het overige van zijnen tijd was bestemd om zijn vaderland van dienst te zijn in eene menigte inrigtingen, waarvan hij steeds een der werkzaamste leden was. Met oogmerk om de banden te versterken, welke ons aan onze Bondgenooten hechten, en om ons den toegang te openen tot de groote Maatschappij van Toonkunst, welke ieder jaar in eene der voornaamste steden van Zwitserland vergadert, rigtte hij te Genève vóór eenige jaren eene dergelijke Maatschappij op, waaraan hij een gedeelte van zijnen tijd toewijdde. Hij was Geneefsch Voorzitter van de Helvetische Maatschappij der Natuurkundige Wetenschappen, opgerigt door den Heer gosse onmiddelijk na onze scheiding van Frankrijk, en gedurende tien jaren was hij onafgebroken bij derzelver vergaderingen tegenwoordig. Hij deed daar altijd belangrijke mededeelingen, welke strekten, om het nieuwe, dat ons vaderland nog bevat, beter te leeren kennen, of tot aanmoediging van eenigen nieuwen tak van nationale nijverheid; en deze zijne berigten werden met eene steeds toenemende aandacht
| |
| |
aangehoord. Ook droegen wij er roem op, hem op die vaderlandsche feesten te brengen, waar onze Bondgenooten hem met zoo veel blijdschap ontvingen. Zoodra hij aangekomen was, verzamelden zij zich rondom hem, om het genoegen te smaken van hem te zien en te hooren; en met eene goedheid des harten en eene heuschheid, welke zich altijd in derzelver ware licht vertoonden, ontving hij sommigen als oude vrienden, en knoopte nieuwe betrekkingen aan met anderen. Deze hartelijke genegenheid, dit vermaak om te zamen te leven en elkander alles mede te deelen, duurden den geheelen tijd der vergadering, waarvan zij het grootste sieraad uitmaakten. Hoe zullen wij den moed hebben, op de eerstvolgende te verschijnen, zonder hem mede te brengen, die steeds met zoo veel ongeduld verwacht werd, en na den dood van den Heer escher (escher van de linth, gestorven den 9 Maart 1823; zie Bibl. univ. T. 22, p. 225) derzelver voornaamste steun was?
Pictet is tot zijnen dood toe Voorzitter geweest van de Maatschappij der Kunsten te Genève. Deze post bragt hem in gedurige aanraking met de voornaamste kunstenaars, welke hij alle kende, en die hem alle hunne uitvindingen en ontwerpen tot verbetering der groote Uurwerkfabrijk mededeelden. Hij hielp hen met zijnen raad, en, wanneer zulks noodig was, ook met zijn geld; hij deed met hen verschillenden arbeid, belastte zich met de proeven, welke genomen moesten worden, liet Commissiën benoemen, om de verdiensten van het aangeboden werk te beoordeelen, en, wanneer hij het geluk had eenig nieuw talent te ontdekken, of eene wezenlijke ontdekking te kunnen bekendmaken, had hij daarvan meer genot, en kondigde het met meer ophef aan, dan waneer het hemzelven aanging. Ook beminden hem alle kunstenaars als eenen vader, daar hij hen alle met dezelfde goedheid ontving. ‘Ik zal het aan den Heer pictet toonen,’ of: ‘Ik heb het aan den Heer pictet laten zien; hij heeft mij aangemoedigd, en zal er verslag van doen in de Maatschappij van Kunsten,’ waren bij hen gewone uitdrukkingen, welke het groote vertrouwen bewijzen, dat de voortreffelijke man inboezemde. Ook hebben zij diep gevoeld en zullen nog lang de grootheid van zijn verlies gevoelen.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|