Toen de Jongen pas geworpen waren, wogen dezelve, berekend naar het gewigt van ander jong gedierte van gelijke grootte, met hun drieën geen twee ponden; en van al de werpingen, die de Leeuwin gedaan heeft, heeft zij nimmer zulke kleine Welpen als nu geworpen. Thans zijn ze twintig dagen oud, en ik heb nooit eenige Jongen ter wereld zoo spoedig en sterk zien groeijen als deze in dien korten tijd, daar ze nu met hun drieën wel 18 à 19 ponden zullen wegen, de mannetjes naastdenkelijk 6 à 7 ℔ ieder, en het wijfje 5 à 6 ℔.
Geen ouder kan aan een kind meer zorg en moeite te koste leggen, of meer voor hetzelve opofferen, dan ik aan mijne Leeuwin met hare Welpen heb gedaan; maar ik kan u ook het schoone tafereel niet naar eisch beschrijven, wanneer men de moêr, welke de schoonste is, die men van hare soort in Europa gezien heeft, uitgestrekt ziet liggen, om hare drie Welpen te doen en te zien zuigen. Daar het bekend is, dat de Leeuwin maar met vier tepels voorzien is, aan elke zijde twee, hebben de drie Jongen, wanneer de Leeuwin op de eene zijde ligt, niet meer dan twee tepels om aan te zuigen; en het is een schouwspel, éénig in zijne soort, hoe het eene Welp het andere, met vijandigheid en woestheid, en met een luid geschreeuw, van den tepel stoot en weet af te weren.
Met achting noem ik mij
Rotterdam, den 25 Aug. 1825.
UEd. d.v. Dienaar wm. van aken.