Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 549]
| |
Iets, over het karakter van Frans I, koning van Frankrijk.De Fransche Geschiedschrijvers hebben steeds hunne Koningen in een licht voorgesteld, waarin hen de onzijdige Geschiedenis niet kan beschouwen. De ondeugden van bijna alle die Vorsten hebben zij trachten te vergoelijken, alleen lodewijk XI uitgezonderd, omdat hij te gemeen was, en ook de hoofden des Adels deed vallen. En toch zal men moeite hebben, in de veertien eeuwen, welke de Fransche Monarchij heeft gestaan, meer dan zes goede Koningen te vinden, waarvan de twee laatsten nog vermoord zijnGa naar voetnoot(*)! Sommigen dier Vorsten hebben zij zelfs hoog opgevijzeld, schoon de onzijdige nakomelingschap hen onder de geesels des Menschdoms rekent. Van hunnen zoo zeer geprezenen lodewijk XIV, die niet alleen den Palts en Wurtemberg in eene woestijn verkeerde, maar zelfs zijn eigen Rijk door zijne onverdraagzaamheid en heerschzucht aan den rand des afgronds bragt, is dit genoeg bekend. Wij durven zeggen, dat de hooggeprezene, zoogenoemde Vader der Letteren, frans I, niet veel beter' naam verdient, dan lodewijk de Onregtvaardige. - Zien wij zulks, door eenvoudig een' blik op zijne daden te werpen. Toen de waarlijk edele lodewijk XII, wien de schoone naam van Vader des Volks te regt is verbleven, voorzag, welke lasten de spilzucht en weelde zijns opvolgers, frans van augoulême, zou opleggen aan een volk, dat de goede lodewijk zoo veel mogelijk had zoeken te verligten, riep hij mistroostig uit: Ach! wij werken te vergeefs: die groote bengel zal alles bederven. En inderdaad, naauwelijks is frans I op den troon, of hij stort zijn land in eenen noodeloozen, verwoestenden oorlog over het Milanesche, die verbazende schatten kost; om den Paus te winnen, geeft hij de dierbaarste Regten der Gallicaansche Kerk door het beruchte Concordaat van 1515 ter prooije, en laat alle de inkomsten der geestelijke goederen in Frankrijk, bij het openvallen, een jaar lang door Rome verslinden. Hij laat zijner Moeder eenen invloed, die allerschadelijkst is voor | |
[pagina 550]
| |
het land: de groote Veldheer bourbon, door haar diep beleedigd en gegriefd, gaat over tot den Duitschen Keizer. Frans begeeft zich, te Pavia, doldriftig te midden van het gevecht, en wordt, door eene reeks van misslagen, gevangen genomen, naar Madrid gevoerd, en niet ontslagen, dan op voorwaarde, dat hij het Hertogdom Bourgondië zal afstaan. Hij belooft dit plegtig; maar naauwelijks is hij weder in Frankrijk, of hij schendt die belofte, onder den schijn, dat de Staten des landschaps tot den afstand niet willen overgaan. Indien dit zoo ware, had hij, als man van eer, weder naar Madrid moeten gaan; maar hij verkiest liever, zich met den Paus en den Koning van Engeland te verbinden (dit verbond heette het heilige), den oorlog te hervatten, en dus het bloed zijner onderdanen voor zijne trouwbreuk te laten stroomen. In 1529 wordt de Vrede te Kamerijk gesloten, en hij behoudt Bonrgondië. Maar in 1535, terwijl Keizer karel V tegen de erfvijanden der Christenheid te Tunis vecht, doet frans een' ongetergden inval in Italië, neemt, zonder oorzaak, Savoye en Piemont weg, en toen de Keizer, in regtmatige gramschap, daarover wraak wil nemen, verbindt zich de Allerchristelijkste Koning, de oudste Zoon der Kerke, met den verschrikkelijken Sultan scliman, die Weenen reeds belegerd had, en der Christenheid den ondergang dreigde: Turksche schepen verschijnen in Fransche havens. Was zulk een eerloos gedrag niet waardig, dat frans, op zijne beurt, (schoon wij zulks niet goedkeuren) door karel bedrogen werd? Maar hij was, gelijk het Fransche karakter medebrengt, beurtelings trouweloos en ligtzinnig. Wat zijn zedelijk gedrag betreft, zoo was frans I een slaaf van den wellust, en stierf waarschijnlijk aan de schandelijke gevolgen zijner buitensporigheden. Men zal zeggen, hendrik IV was ook verliefd van gestel; maar deze groote Vorst, de waarachtige Vriend des Volks, vergoedde deze zwakheid door grootere deugdenGa naar voetnoot(*). Frans I | |
[pagina 551]
| |
was, ja, in zekeren zin, de Vriend en Beschermer der Letteren; maar zijne pensioenen kunnen niet opwegen tegen de vermeerdering der jaarlijksche belastingen met negen millioenen, de nuttelooze oorlogen, waarin hij zijn Rijk dompelde, en de wreedheid, waarmede hij een gedeelte zijner onderdanen te vuur en te zwaard vervolgde, terwijl hij derzelver geloofsgenooten in Duitschland ondersteunde. Hier zijn wij aan de zwartste zijde van het karakter des Konings gekomen. Hij vervolgt de Protestanten in zijn land met weinig minder wreedheid, dan filips II. Veertien inwoners van Meaux worden op de wreedaardigste wijze verbrand, na eerst gepijnigd te zijn, om hunne medepligtigen aan te geven - alleen omdat zij, binnenshuis, het Avondmaal des Heeren hadden gehouden naar de Hervormde wijze. Anderen worden tweemaal in het vuur gestort, om hunnen dood nog verschrikkelijker te maken; anderen de tong uit den mond gerukt, opdat zij hun geloof niet verkondigen zouden. Frans zegt, even als filips II, dat hij zijne eigene zonen zou ter dood brengen, indien hij die van ketterij verdacht hield. Inderdaad geniet hij zelf, bij plegtige optogten, het schouwspel van den ketterbrand, en men ontsteekt de houtmijt op het oogenblik, dat hij voorbijkomt. Wie vleesch op vastendag at, werd verbrand. Alle de Drukkerijen doet deze Vader der Letteren sluiten, tot dat er twaalf Boeken-Censors zijn aangesteld, die alle geschriften naauwkeurig moeten nazien vóór de uitgave. Nog meer: hij voert de Inquisitie in Frankrijk in, en bij ieder Parlement eene strafkamer tegen de Protestanten: elk, die den vervolgden eene schuilplaats geeft, wordt even zoo wel verbrand als zij. De broeder moet zijnen broeder, de vrouw haren man, de vader zijn kind aangeven; overal sluipen bespieders in de huisgezinnen, en wie dit afkeurt, moet ook sterven. Wanneer, op de beloste van kwijtschelding van straf, eenige Protestanten zich aangeven, worden zij ook aan de Inquisiteurs overgeleverd: want men behoeft aan Ketters geen woord te houden. Zelfs in massa doet frans I de ongelukkige Protestanten in het Zuiden van Frankrijk, de inwoners van Cabrières, Mirandol en de omstreken, bij geheele dorpen te gelijk om- | |
[pagina 552]
| |
brengen, de vrouwen en maagden schenden, zwangere vrouwen en kinderen vermoorden, de huizen in brand steken, en de arme inwoners, die uit de vensters springen, op de punt der pieken opvangen! Geslotene overeenkomsten worden niet heilig gehouden, volgens den zoo even aangehaalden heiligen stelregel. Wij zeggen, dat frans I dit heeft doen verrigten, omdat hij, in weerwil van den sterken aandrang der brave Roomschgezinden, om deze klad van hun geloof weg te nemen, en schoon hij zeer wel van dien gruwel onderrigt was, den moordenaar ongestraft liet, en dus de verantwoordelijkheid op zich namGa naar voetnoot(*). ‘Maar, men moet frans I hierin zoo zwaar niet beschuldigen. Het was de ongelukkige geest zijner Eeuw; de verblinding, waarin hij opgevoed was.’...... Neen! dit was het bij hem niet. Zoo wij karel V en filips II van schijnheiligheid op dit punt mogen verdenken, van frans I zijn daarvan nog veel stelliger bewijzen. Hij had eene Zuster, die hem hartelijk liefhad, die hem groote diensten ten tijde zijner gevangenschap had bewezen, - margaretha van valois. Deze was de beschermster en vriendin der Protestanten, zonder tot hun kerkgenootschap over te gaan. Zij trachtte haren Broeder op alle mogelijke wijze met de onschuld der Protestanten bekend te maken.... vergeefs! de Staatkunde schreef hem die misdaden voor; hij wilde niet ingelicht worden: want hij moest den Paus tot vriend houden, hetwelk alleen door vervolging geschieden kon. Terwijl de brandstapels van de slagtoffers zijner wreedheid nog rooken, doet frans zich bij de Duitsche Protestantsche Vorsten te Smalkalden voor, alsof hij hunner leer niet ongenegen was, verzoekt om de overkomst van melanchthon, spreekt van de overleveringen der Kerk te veranderen, van het bloot menschelijke gezag van den Paus, van het belang der Priesters in de leer van het Vagevuur, en van de | |
[pagina 553]
| |
mogelijkheid, om de Geestelijken te laten trouwen. Hij verontschuldigt zijne wreedheden, zeggende, dat zijne teregtstellingen slechts een gevolg zijner Staatkunde warenGa naar voetnoot(*). Zietdaar nu de Koning, van wien de President hé nault zegt: Om de grootste Vorst van zijnen tijd te zijn, ontbrak hem niets dan geluk; maar de fortuin kan de Koningen niet vernederen. De tegenspoed ontdekte zijne groote ziel, en de schitterende eigenschappen van dezen Monarch ontvlamden misschien niet minder het Genie der Schrijvers van zijne Eeuw, dan de hun verleende bescherming. Wat zou toch wel die vlam hebben kunnen ontsteken? 's Konings dolle drift te Pavia, zijne trouweloosheid na de terugkomst uit Spanje, de vlam zijner brandstapels, of het gezigt der halve maan, door hem in de havens der Christenheid ingevoerd? Protestanten! Zulk een Koning heet bij zijne geloossgenooten, nog in onze verlichte dagen, een der grootste Vorsten, schoon zijne handen dropen van het bloed der uwen! Waakt! Want de geest, die onder hem de martelvuren ontstak, verheft thans weder, op eene verontrustende wijze, het hoofd. |
|