Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825

Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.

Mijn Heer!

Ik heb met veel genoegen, in het laatste nommer van uw geacht Maandwerk, den droom van den Spectator gelezen. Dan, ééne aanmerking heb ik gemaakt, welke ik van genoeg belang heb gemeend te zijn, om U dezelve mede te deelen; zij is deze: de ingewijden worden steeds Nerokrevtui genaamd; hier nu is, dunkt mij, eene font, en hun naam moest Nerokrevtiu wezen. Misschien vindt Gij goed, in een volgend nommer zulks te kennen te geven, ten einde niemand, die zich in den tempel der duisternis wenschte te laten opnemen, door eene verkeerde uitspraak van het Ordeswoord afgewezen worde, hetwelk tot groot nadeel van de sekte der uitverkorenen zou kunnen strekken.

Uw bestendige Lezer

A.A.G.^(*)

(*) De Redacteur erkent de sout, en wenscht dezelve, door de plaatsing van bovenstaande Missive, te herstellen.