Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De koepok bevorderlijk aan het rijk der duisternis. Terwijl de Dompervorst, en 't puikje van zijn Grooten, Zich afslooft, om ons in den nacht terug te stooten, Toen 't menschdom botter was dan menig koe of os, Trekt de uitverkoren Arts op koe en ketter los. Wat onbestaanbaarheid in 't averegtsch bemoeijen! Zoo 't waar is, wat hij leert, dan ent men d' aard der koeijen Ligt over op het kroost, dat, dom als 't stomme vee, Den stok des drijvers eert, gewillig en gedwee. Hij laat' de koepok ons! het spaart hem 't ketterjagen; En, bulkend, zullen we eens weêr Dordsche kluisters vragen! IJ. Vorige Volgende