De biechtvader en zijn boeteling.
Lully werd, op zijn sterfbed, door zijnen ouden Biechtvader gedrongen, bij wijze van boete, zijne jongste Opera, van welke hij reeds twee bedrijven gecomponeerd had, aan hem ten vure over te leveren. ‘Het zij zoo!’ sprak de stervende, en deed het verlangde offer te voorschijn komen. Zijn zoon, echter, verzette zich daartegen met veel heftigheids. Lully wenkte hem, en fluisterde hem in het oor: ‘Wees gerust: colasse heeft er eene kopij van.’ Het waren zijne laatste woorden.