geld levende met mannen, die zij zichzelve gaven na het huwelijk!
Het grootste kwaad van alle, uit deze omkeering van de bestaande orde der dingen voortvloeijende, is dat van geene familie te bezitten. Naardien de wettige man geene dan onwettige kinderen heeft, kan hij die niet beminnen. De moeders, het rampzalig geheim bezittende van altijd en alleen voor de min te leven, kennen ter naauwernood hare kinderen. Vanhier eene verwaarloozing in derzelver opvoeding en de behartiging van derzelver vermogen, welke alle de familiën, niet door de wet der Majoraten ondersteund, met een' nabijzijnden ondergang bedreigt.
De bron des kwaads is gelegen in de ellendige opvoeding der vrouwen, niet alleen van Italië, maar schier van geheel het Zuiden van Europa. De kloosteropvoeding, welke men haar geeft, is de slechtste van alle. Eene Fransche dame heeft mij verhaald, dat, in het klooster, waar zij was opgekweekt, de geestelijke zusters alle de boeken, haar door hare ouders gezonden, haar ontnamen, haar geene andere latende dan gebedenboeken, welke zij in het Latijn opzeide, zonder een woord van deze taal te verstaan.
Ontneem den mensch het vermogen van overdenken, hem alle toegangen van kennis afsluitende, en gij zult hem zijne aandacht van lieverlede alleen op de zinnen zien vestigen. Vanhier, dat, de ziel, om zoo te spreken, huisvestende in de zintuigen, alle de gewaarwordingen zullen verdubbeld worden in levendigheid en heftigheid. Ik herinner mij, dat ik, op het Kapitool zijnde in de kamer van een jong meisje, dat ik voor de eerste maal zag, tot haar zeide: ‘Dit heerlijk gezigt moet u voorzeker groot vermaak opleveren;’ en het naïve antwoord bekwam: ‘o! Dit venster’ (het zag uit in een steegje) ‘vermaakt mij oneindig meer: ik zie er van tijd tot tijd jonge lieden passeren.’
Men heeft mij, in eenige kerken te Rome, vermaarde schilderijen doen opmerken, in welke de geestelijke zusters kleine gaten hadden gemaakt, om daardoor de mannen te zien, die hunne hulde kwamen brengen aan de schilderstukken van hare kerk. Vrouwen, die in deze kloosters waren opgevoed, hebben mij verhaald, dat die en die jonge man, die daar enkel in het voorbij aan waren geweest, voor die en die kloosterlinge het voorwerp waren geworden van den heftigsten hartstogt. De geestelijke opvoeding, alleen op de verbeelding