Ik ben het, die het gevraagde beweer, en tevens, dat onze Mr., ook te dezen opzigte, geweldig overdrijft, zoo niet moedwillige logen spreekt. Bewijzen: men leest in de Rotterdammer Courant van 16 Nov. 1824, No. 138:
IJsselmonde, den 14 November. Gisteren avond te half negen ure overleed alhier, in den hoogen ouderdom van honderd een jaren en ruim acht maanden, jacob dorsman, inwoner dezer Gemeente. Tot kort vóór zijn overlijden behield hij het gebruik van zijne geestvermogens, genoot gedurende zijn gansche leven eene zeldzaam gestoorde gezondheid, en was, tot omtrent twee jaren geleden, voor zijn onderhoud werkzaam in dienst van den Heer dezer plaats, bij wiens familie hij ongeveer tachtig jaren, onafgebroken, gewerkt heeft, en in hooge achting stond.
In de Haarlemmer Courant van 5 Febr. 1825, No. 16:
Na een smartelijk lijden van vijf weken overleed, te mijnen huize, in den ouderdom van ruim 84 jaren, mijne getrouwe Winkeldochter johanna hoevert, nadat zij mijne overledene betrekking en mij, gedurende bijkans zeventig jaren, met de zeldzaamste trouw, gediend had.
Utrecht, 1 Febr. 1825.
j.j. vroom, Wed. g.c. brouwer.
In dezelfde Courant van 17 Febr. 1825, No. 21:
Na meer dan 70 jaren mijne Ouders en Grootouders, trouw en eerlijk, te hebben gediend, overleed heden, te mijnen huize, aan een langzaam verval van krachten, geertruida göbels, in den ouderdom van even 87 jaren.
Antwerpen, 10 Febr. 1825.
d.f.t. donker van der hof, Kap. Kw. Mr.
Voegt men nu bij deze sprekende bewijzen, in een kort tijdsbestek uit slechts twee Couranten ontleend, en welke ik, onder anderen, nog zou kunnen vermeerderen met eene soortgelijke Advertentie in de Haarlemmer Courant van 7 Mei 1825, de opmerking, dat op verre na niet alle Meesters en Meesteressen van de trouw, eerlijk- en braafheid hunner afgestorvene Dienstboden bij openbare aankondigingen gewagen; dat op der eersten behandeling zelve te dikwerf veel valt aan te merken; en dat er, bij anderen en mij, vele boden bekend zijn, die, nog op dit oogenblik, zich door pligtmatige en langdurige diensten onderscheiden, waaronder er te noemen zijn, die, wanneer zij met hunne Meesters in welvaart geleefd hebben, dezen, bij overgekomene bekrompene omstandigheden, geenszins verlaten, al doen zich die in loon en onderhoud gevoelen; - merkt men, zeg ik, dit op, dan durf ik gerustelijk vragen, wat men op de geldigheid van mijne bewijzen te dezen moge hebben aan te merken?
Uwe regtschapenheid, Mijn Heer de Redacteur, is mij een waarborg, dat Gij dit weinige geene plaats in Uw geacht Maandwerk zult ontzeggen.
's Hage, 19 Mei, 1825.
Uw bestendige Lezer arn3. h...e.