voogdes wil geven, is een geestelooze, goddelooze, die niet weet, wat hij wil, dewijl hij niet eens weet, dat waarheid waarheid is; hij is een booswicht, die de Rede, de Godheid en de menschheid hoont, een verachter, vernietiger der geestelijke menschheid, van welke hij zich toch zelf niet ontslaan kan, en die hem toch alle levensbronnen opent, uit welke hij ieder oogenblik gedrenkt wordt.’ - Dit, wat de Geestelijken aangaat. Maar ook de arme Christelijke leeken, die in de eenvoudigheid huns harten aan den geopenbaarden God en Vader van jezus christus gelooven, komen niet vrij. Ziehier, hoe malsch deze Apostel der Rede hen aanspreekt: ‘Mensch! ga weg van mij! Gij zijt een ellendig, jammerlijk wezen, een schepsel slechts voor deze aarde, en koestert zelfs in uwen bloei haren worm, die u weder in aarde veranderen moet. Gij schijnt in zekeren zin voor deze wereld te goed, en zijt toch niet goed genoeg voor eene hoogere. Gij schijnt alles en zijt niets, geen enkel, geen volledig dier, en een onvolledige geest. Gij hebt hooge voorgevoelens van eenen beteren toestand, die zich echter, wanneer gij u daarvan verzekeren wilt, slechts als misleiding vertoonen. Zoo dra iets dragelijks van u worden zal, behoeft gij vreemde hulp, zonder te weten, van waar die komt. Uwe Rede, de kracht, die over alle uwe krachten bevelen zal, mag hare eigene bevelen niet vertrouwen. Geboren tot het zoeken naar waarheid, loopt gij de dwaling in handen. Ieder schepsel heeft tot zijn bestaan, tot het bereiken zijner bestemming de noodige hulp van de Natuur; u moet de onmisbare waarheid van buiten gegeven worden, en echter spelt gij eeuwig in die Openbaring, en kunt in haar geenen enkelen ondubbelzinnigen Tekst vinden. Kunt gij dan achting voor uzelven hebben,
gij onhandig schepsel? Wilde de Schepper in u een meesterstuk voortbrengen, en had toch het denkbeeld van uw wezen niet regt begrepen? Gij moest een Engel in zigtbare gedaante worden, en het dierlijke kon zich met dien geestigen aard niet verdragen, en zoo werd gij een half dier en een geestelijk monster. - Tot zulk een wezen maken de Supernaturalisten (Christenen) den mensch met hunne zonderlinge stellingen, in plaats dat zij het denkbeeld moesten vasthouden: Rede is toch Rede.’
Dit boek is in 1822, in een Christelijk land, met naam en toenaam des Schrijvers, gedrukt! Nog twee stalen van de