Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige aanteekeningen, over het kabinet van vergelijkende ontleedkunde, te Parijs.(Vervolg en slot van bl. 223.)
In het tiende en laatste vertrek zijn vooreerst misgeboorten van den mensch en van onderscheidene dieren. Ik heb ten opzigte van deze verzameling wel eens door verschillenden hooren aanmerken, dat dezelve, hoe belangrijk ook, echter hier niet op hare plaats was. Ondertusschen, waarmede kan de geschiedenis der ontwikkeling van het foetus beter opgehelderd worden, dan met de afwijkingen, die hetzelve ondergaan kan, en die nu eens uit eene verkeerd geleide, dan weder uit eene verhinderde vormdrift voortspruiten? En wil men hier alleen aan de menschelijke misgeboorten eene plaats weigeren, dan komt het mij voor, dat zij even min in eene verzameling van vergelijkende ontleedkunde moeten ontbreken, als de preparaten van menschelijke ligchaamsdeelen. Vergelijkende ontleedkunde is geene enkele ontleedkunde van die- | |
[pagina 263]
| |
ren, maar zij bevat de menschelijke en dierlijke ontleedkunde tevens; en de menschelijke mag hier te minder ontbreken, dewijl dezelve de grondslag en maatstaf onzer vergelijking moet zijnGa naar voetnoot(*). Hoewel onder de misgeboorten van menschen en dieren vele belangrijke stukken voorkomen, zal ik echter bij dezelve niet stilstaan. Men kan hierover rudolphi, in zijne Bemerkungen auf eine Reise u.s.w., I Th., naslaan: sedert den tijd, dat rudolphi hier geweest is, schijnen er minder voorwerpen bij gekomen te zijn, dan men voor een tijdsverloop van meer dan 20 jaren wel verwachten zou. Onder diegene, waarvan genoemde schrijver geen gewag maakt, behoort een foetus van Squalus acanthias met twee hoofden. De overige voorwerpen in dit vertrek hebben betrekking op de ontleedkunde en natuurlijke geschiedenis der ongewervelde dieren. Om mijn geschrijf niet te zeer te rekken, durf ik over dit belangrijk gedeelte dezer verzameling niet dan eenige korte uittreksels uit mijne aanteekeningen mededeelen. Het is om deze reden, dat ik ook niet spreken zal over de keurige waspreparaten van poli, die op de ontleding der weekdieren betrekking hebben, en in bakken bewaard zijn, met eene bijgevoegde uitlegging der bijzondere deelen. Vooreerst moet ik opmerken, dat de beste preparaten van weekdieren, welke zeer talrijk zijn, door cuvier, in zijn werk: Mémoires pour servir à l'Histoire et à l' Anatomic des Mollusques, zijn afgebeeld. Dit hoofdwerk moet men met zich hebben, wanneer men in het Kabinet de preparaten met vrucht bestuderen wil. Van Cephalopoden is hier ontzettend veel. Als eene hoogstmerkwaardige zeldzaamheid noem ik het volgend | |
[pagina 264]
| |
preparaat: Diverses parties des intestins d'un énorme Calmar, trouvé mort à la mer près de l'équateur du poids à peu près de 400 ℔, par M. freycinet. Zulk een reusachtig voorwerp bewijst de mogelijkheid, dat de verhalen van oudere schrijvers over de zeekatten meer dan fabels zijn. Een dier, onder den naam van Cyanogaster door rudolphi aan het Kabinet geschonken, bleek bij onderzoek een Pleurobranchus te zijn. De preparaten zijn dikwerf slecht bewaard. Zij zijn op, veelal gekleurde, wasplaatjes gestoken, en worden in flesschen op liquor bewaard. Dikwijls is het vocht troebel, of door de kleur der wasplaten geverwd; somtijds zijn de wasplaten in vele stukken gebroken en de preparaten ineengevallen, en bijna altijd zijn de flesschen slecht gesloten. Van het genus Aplysia zijn vele preparaten, waaronder een van het zenuwstelsel, dat uitstekend is. Insgelijks vele preparaten van Bulla aperta. Limax. Twee goede preparaten van het zenuwstelsel van Limax rufus. Voor het overige niet veel. Helix pomatia. Hiervan vele preparaten, waaronder eene zeer fraaije opspuiting met kwik. Vitrina. Vitrine avec l'animal. Bulimus. Groote exemplaren van dieren van dit geslacht. - Dieren en ontleedkundige preparaten van de genera Onchidium, Planorbis, Lymnacus, Turbo, Trochus, Cypraea enz. Buccinum. De anatomie hiervan is bekend uit de Mém. sur les Mollusques. De platen zijn echter duidelijker en leerzamer dan de preparaten, zoo als die thans zijn. Het dier van Murex tritonis. Sigaret, Haliotide, Patelle, Oscabrion, dieren en preparaten, die uit de aangehaalde Mémoires bekend zijn. Ostrea Canadensis van New-York, gezonden door milbert, opmerkelijk om deszelfs grootte. Eenige preparaten van Ostrea edulis. Een groote steen (calculus) door een laag paarlemoer omgeven en in het lig- | |
[pagina 265]
| |
chaam van een oester gevonden, gegeven door le sauvage te Caen. Het dier van Chama gigas. Cardium. Het dier van C. rusticum, C. hemicardium. Venus. V. mercenaria. Verscheidene schelpen met het dier, uit New-York door milbert overgezonden, 1819, 1820. Venus chione avec son animal; on lui a ôté un lobe du manteau. Venus, système nerveux. Hiervan kan men niet veel onderscheiden. Mya met het dier. Solen vagina met het dier. Pholas. Ph. dactylus, Ph. crispata met de dieren. Teredo. Anatomie de diverses espèces de Tarets. Niets daaraan te zien. Salpa. Verscheidene soorten. Salpa scutigera de Java, par M. lechenaud; Salpe de la Mediterranée, 1818, freycinet; Salpa, iles Waigiou et Rawack. Exp. de M. freycinet. Ascidia. Van de preparaten van Ascidia monachus is het onmogelijk iets te onderscheiden. Ascid. mammillata. La grande enveloppe gélatincuse ouverte pour montrer les vaisseaux, zeer fraai; - eenige slecht geconserveerde preparaten van hetzelfde dier. Asc. microcosmus. Hiervan zijn zeer goede preparaten, welke bekend zijn uit het aangehaalde werk van cuvier (Mém. sur les Ascidies, Pl. I.) Boltenia ovifera, savigny. (Vorticella ovifera, linn. Syst. nat. Ed. XII. T. I. p. 1319; vergelijk savigny, Mémoires sur les an. sans vertèbres II. premier fascic. Paris 1816. p. 141.) Pyrosome géant, lesueur, de la Méditerranée; Pyrosome de Nice, par M. risso. Ascidie composée (Diazona, sav.) des parages d'Ivica. Het is de Diazona violacea, waarvan savigny in de zoo even genoemde Mémoires eene zoo heerlijke afbeelding gegeven heeft. De violette kleur was reeds veel verbleekt. Men zie ook cuvier, Règne anim. Pl. XI. f. 6. | |
[pagina 266]
| |
Polyclinum constellatum. Sigillina du Cap Leuwin, 487 pieds de profondeur, par péron. Lingule. Onmogelijk, hiervan iets te onderscheiden. Anatifa. Anatife commun du Havre, vele exemplaren in eene flesch. Anatifa (Pollicipes leach, lam.) de Java, par M. philibert. Hier zijn, in plaats van vijf schaalstukken, vele kleine. Eene kleine Anatifa van Port Jackson (expeditie van freycinet, 1820.) Van het zenuwstelsel zijn verschillende preparaten; een, dat zeer goed is, met het opschrift: Anatife préparée pour montrer le système nerveux. Men ziet hier duidelijk den overgang tot de geleedde dieren; of liever het zenuwstelsel behoort reeds tot den typus van dat der articulata. Behalve den eersten knoop boven den slokdarm, zijn er vijf knoopen, die door twee zenuwstrengen verbonden zijn. Waar, bij de articulata, slechts ééne streng tusschen de zenuwknoopen aanwezig schijnt te zijn, moet men dezelve altijd beschouwen als eene ineenvloeijing en zamensmelting van twee, oorspronkelijk gescheidene zenuwdraden. - Otion Cuvierii, leach; Otion Blainvillii, leach. Zij hebben slechts twee kleine schelpstukken, voor het overige eene vliesachtige huid, gelijk de stengel; op den rug zijn twee oorvormige vliezige pijpjes. Oken noemt dit geslacht Branta (Zoölogie, I.S. 362.) Anatife à quatre valves de l'île des Kanguroos. Balanus. Gland de mer (Lepas balanus) enlevé de sa coquille; zeer groote Balani van de Kaap, gezonden door delalande. Pentalasmis Donovani leach, Atlantique sud, donné par M. leach; P. Ellisii (Lepas fascicularis), Angleterre; Pent. cheloniae, Atlantique sud; Pent. spirulicola, alle geschenken van leach, het laatste uit de bogt van Guinee. Coronula. Iles Pisang et Moluques 1820, expédition de M. freycinet. Het is eene zeer platte species, waarvan de schaal van onderen wijder is dan van boven, gelijk bij C. balaenaris. - Hierop volgen de ringdieren. | |
[pagina 267]
| |
Serpula. S. contortuplicata, verscheidene exemplaren van het dier. S. gigantea, een slecht exemplaar. Sabella. Een Sabella ventrilabrum (Amphitrite ventrilabrum) Dieppe, par M. fr. cuvier. (Cuvier haalt voor dit dier in zijn Règne anim. als afbeelding aan ellis, Corall. XXXVI; dit is waarschijnlijk eene drukfout, en moet zijn XXXIV.) Sabella de Nice, par M. risso, het dier in zijn huis, dat met sertulariën bezet is. Sabella grandis cuv., de la mer des Indes, par M. péron. Terebella. T. conchilega du Havre, par M. homberg; dezelfde soort geopend, waaraan men echter niet veel zien kan. Amphitrite auricoma Capensis, ouverte. Men kan duidelijk zand in het zeer gekronkelde darmkanaal onderscheiden. Voorbeelden van dezen aard bij onderscheidene andere dieren vindt door treviranus verzameld in zijne Biologie, IV. S. 284 sqq. Nereis. Eene Nereis zonder etiquette. Diverses parties d'une très grande Nereide. Stukken van eene zeer groote Nereis van buiten en van binnen gezien en opgespoten; een stuk van eene dergelijke Nereis, die aan den rug geopend is, om de spieren te toonen. Deze spieren zijn dwars en in elke articulatie aan elkander gelijk. Dit is over het geheel bij den tronk van alle articulata het geval. Elke geleding is eene herhaling van de anderen; in elke vindt men doorgaans een ganglion, bij de insekten twee stigmaten van de luchtbuizen, enz. Nereide ouverte, pour montrer son anatomie; niets daaraan te zien. Glycera unicornis, savigny. Eunice. Leodice gigantea. Het dier, 110 centimètres groot, en volgens de etiquette uit 446 ringen beslaande, speelt met de levendigste kleuren van den regenboog; elke ring draagt aan wederzijden eene kieuw, die gevederd is, een' cirrhus en een knobbeltje met pluimpjes. Leodice opalina. Lysidice valontina. Aphrodita. Myologie et système nerveux de l'Aphrodite herissée. Het zenuwstelsel bestaat uit een' dunnen draad, | |
[pagina 268]
| |
die naar achteren zeer fijn uitloopt; de knoopen zijn menigvuldig en klein. Pallas heeft hetzelve reeds naauwkeurig beschreven en afgebeeld in zijne Miscell. Zoöl. Tab. VII. fig. 13. Anatomie de l'Aphr. herissée, twee zeer goede preparaten. Partie du canal intestinal de l'Aphrodite herissée. Wat zijn toch die blinde aanhangsels, die men aan wederzijden van het darmkanaal aantreft? Pallas en cuvier houden ze voor blinde darmen (intestinula coeca), en de eerste gelooft, dat ze dienen om de kortheid van het darmkanaal te vergoeden, en denkt, dat de chymus in dezelve den toegang heeft, opdat de voedende deelen des te beter uit denzelven zouden getrokken worden. Oken meent, dat het ademhalingswerktuigen zijn; terwijl deze dieren, volgens hem, door het darmkanaal ademhalen. Is dit wel met de analogie overeenkomstig; en wat wil men dan van die deelen maken, welke cuvier hier ademhalingswerktuigen noemt? Ondertusschen heeft ook het gevoelen van pallas voor mij zwarigheden. Waarom zijn deze blinde aanhangsels met naauwe buizen in het darmkanaal ingeplant, hetgeen weinig geschikt is om den overgang van chymus in dezelve te bevorderen? Duidt dit maaksel niet veeleer aan, dat deze aanhangsels een vocht in het darmkanaal uitstorten? Halithea sericea, savigny. Amphinome. Amph. tetraëdre (Terebella rostrata) geopend; niets daaraan te zien. Pleione carunculata, savigny (pallas, l.l. Tab. VIII. fig. 12, 13); Pl. eolides, sav.; Chlocia capillata, sav. (pallas, ibid. f. 7-11.) Arenicola piscatorum. Drie preparaten van dit dier in eene flesch; men kan niets van dezelve onderscheiden. Nog eenige exemplaren van dit dier in twee flesschen. Lumbricus terrestris. Cerveau et nerfs d'un Lombric terrestre, zeer goed. Lombric terrestre dans le temps de l'accouplement. Portions antérieures de deux Lombrics terrestres pris pendant l'accouplement, M. montègre. (Men zie de afbeeldingen hiervan in de Annales du Mus. d'Hist. nat. of in de Dissertatie van leo, | |
[pagina 269]
| |
de structura Lumbrici terrestris, 1820.) Organes de la génération du Lombric terrestre dans le temps de l'accouplement. Thalassema echiurus (Lumbricus echiurus) du Havre, par M. homberg, een exemplaar geheel en een ander opengesneden, om het darmkanaal te doen zien. In hetzelve zijn vele langwerpige ligchaampjes, waarvan ik even min iets te maken weet als rudolphi, die ook van dit preparaat in zijne Bemerkungen spreekt. Straus verhaalde mij, dat cuvier deze ligchaampjes voor eijeren aanzag; in dit geval zou men hierbij aan de Aktiniën moeten denken, wier eijerstokken in de maagholte eindigen, zoodat, even als het niet verteerde gedeelte der spijzen, ook de eijeren door den mond worden uitgeworpen. HirudoGa naar voetnoot(*). Een preparaat van de vaten, die met kwik zijn opgespoten. Eene flesch met drie dergelijke preparaten, waarvan een zeer schoon. Préparation des nerfs de la Sangsue verruceuse; de zenuwstreng ligt op het darmkanaal; het dier is dus aan de buikzijde geopend. Hirudo muricata (Albione, savign.) of Pontobdella muricata, verscheidene exemplaren. Branchiobdellion, rud. Bloedzuiger van de Torpeda van Napels, gezonden door rudolphi. Bij zamentrekking heeft savigny er Branchellion van gemaakt! Mandibule et lèvre inférieure calcaire d'une très grande Nereide. | |
[pagina 270]
| |
Gordius. G. argillaceus, het darmkanaal, dat in een fijn draadje uitloopt. G. aquaticus. Fragment d'un annélide indéterminé. Tube d'un annélide indétcrminé. Het is een wijde, witte en zachte koker, met sertulariën bezet. Hierop volgen de preparaten van Crustacea, waaronder ik slechts optel: Twee preparaten van het zenuwstelsel van Astacus fluviatilis, die vrij goed zijn; de spieren van den rug, van den staart en van den buik van den gewonen kreeft, welk preparaat bekend is door eene afbeelding in de Leçons d'Anat. comp. Wijders de lever van Squilla mantis. Dit deel is zeer groot, en loopt langs den rug in het midden van het lijf; op hetzelve ligt het hart. Anatomie de l'Apus productus; het zijn goede en nieuw vervaardigde preparaten van straus. Voor het overige zijn de meeste preparaten oud, en niet in den besten toestand. Men vindt hier ook vele soorten van Crustacea op liquor. Onder de preparaten van Araneidea merk ik op: Araignée des oiseaux (Aranea avicularia) coeur et poumons. - Vele exemplaren van verschillende soorten van Aranea: de preparaten van de anatomie van de tuinspin waren geheel onduidelijk geworden; even zoo is het met vele preparaten van Scorpio europaeus, waarvan ook de etiquetten door den tijd veelal onleesbaar zijn geworden. In een preparaat ziet men het zenuwftelsel vrij goed; in een ander twee der sacci pulmonares; alle vier de longezakjes zijn ook in een' grooten schorpioen (zoo ik meen eene Amerikaansche soort) zeer zigtbaar. Scolopendra. Se. morsitans; système nerveux de la grande Scolopendre d'Amérique; twee preparaten, waarvan het eene ongelijk beter is dan het andere. De twee koorden, die de zenuwstreng uitmaken, blijven meer zigt baar gescheiden dan bij de meeste overige articulata. In elken ring ligt een knoop, meer naar den bovenrand dan naar den benedenrand van denzelven. Grande Scolopendre ouverte montrant le canal intestinal et l'ovaire. Het darmkanaal loopt regt. | |
[pagina 271]
| |
Julus. Eenige Juli van Pondichery en Cayenne. Anatomie d'un grand Jule, niets daaraan te zien, enz. Nog meer moet ik mij bekorten bij het opnoemen der preparaten van Insekten, die in vrij groot aantal hier gevonden worden. Zij zijn juist niet in de beste orde gerangschikt, en hier en daar mogt men ze wel eens met nieuwere verwisselen. Er is hier een zeer goed preparaat van het zenuwstelsel bij het volkomene insekt van Lucanus cervus, en twee preparaten van de mannelijke en vrouwelijke organa generationis bij de Gryllus gryllotalpa l. zijn vooral zeer schoon, het werk van straus, gelijk ik van hemzelven vernam. Voorts noem ik nog de volgende preparaten: Femelle de Termite, dont l'abdomen est rempli d'oeufs. Eene ontzettende uitzetting. Vele wijfjes van insekten zou men bijkans bewerktuigde eijerzakken kunnen noemen. Bij het wijfje van Bombyx antiqua en aanverwante soorten ziet men van de vleugels niets dan kleine sporen overblijven; het abdomen is daarentegen ontzettend groot geworden, en zoodanig met eijeren opgevuld, dat men die door de bekleedsels heen ziet, en dezelve dikwerf bij gedroogde voorwerpen uit den buik vallen. Sphinx atropos, Chenille. Een vrij goed preparaat van de spieren. Ovaires du Bombyx salicis. De eijeren zijn aan elkander gehecht, even als de kralen van een paternoster. Système nerveux et vaisseaux soyeux de la chénille du grand Paon de nuit. Een zeer schoon preparaat. Het vat, dat ter afscheiding der zijde dient, maakt vele kronkelingen, vooral in het achterste gedeelte des ligchaams; naar voren loopt het regt, en wordt bij den kop veel dunner. (Men vergelijke de afbeelding van dit vat bij Bombyx mori in roesel, T. III. Suppl. Tab. IX.) Dit vat overtreft niet alleen bij de soorten, die spinnen, gelijk de zijdeworm, maar ook bij de Sphinges, die in de aarde hunne gedaanteverwisseling ondergaan, verscheidene malen de grootte des ligchaams. In de Sphinx ligustri vond ik onlangs, dat de lengte | |
[pagina 272]
| |
van dit vat, als het ontrold is, tot die van het geheele ligchaam staat als 7:2. Men weet, dat ook deze dieren de holte, waarin zij zich tot pop veranderen, met een kleverig spinsel glad maken en bedekken. Vele larven van verschillende Oestri, eenige groote rupsen enz. Voorts was hier ook een bak met fleschjes, waarin anneliden, meest Lumbrici, die door savigny bestemd waren. Hierop volgen de preparaten van straaldieren. Verscheidene soorten van Asterias en Ophiura. De anatomie van Asterias rubens. Comatula, Iles Waigiou et Rawack, par M. freycinet. Encrinus? Espèce nouvelle. Het is eene Comatula, geen Encrinus. Waar het voorwerp gevonden is, mis ik hier, gelijk bij eene menigte andere voorwerpen, ongaarne op de etiquette. Echinus. Verscheidene soorten, door péron medegebragt. E. rasaceus de la Mer des Indes, par péron, 2 exemplaren. Oursin de la Mer rouge, par M. savigny. Dezelve behoort tot de subdivisie, waartoe E. mammillatus behoort. Zie cuvier, Règne an. IV. p. 14. Oursin artichaud. Ech. atratus, Ile Sandwich, par M. freycinet, 1820. Holothuria, verscheidene soorten, doch meest zonder etiquetten. Voor de anatomie van dit genus weinig. Hol. Cuvieria, péron, afgebeeld in het Règne anim. Molpadia. Eene andere soort van hetzelfde genus (?) onder den naam van: Zoöphyte voisin des Holuthuries, Mais sans pieds, d'Ivica; laroche. Mynias cyanca. Gelijk cuvier dit dier met een meloen vergelijkt, zoo is het ook, even als deze vrucht, door inkervingen verdeeld; vergelijk de afbeelding Règn. an. Pl. XV. f. 8. Sipunculus. Verscheidene exemplaren. Sipunculus saccatus, gm. Als men dit specimen ziet, komt ons de | |
[pagina 273]
| |
gissing van cuvier hoogst waarschijnlijk voor, dat deze soort wel een individu konde zijn, waarvan de epidermis was losgeraakt; zie zijn Règne an. IV. p. 26. Sip. edulis ouvert, een zeer schoon preparaat. Men ziet het darmkanaal, dat van den mond tot het tegenovergestelde einde loopt, en daarna weder terugloopt, terwijl het om het eerste deel spiraalvormig gedraaid is. Het eerste deel van het darmkanaal wordt door vele draden bevestigd, die men met het mesenterium der hoogere dieren zou kunnen vergelijken. De draad, dien men in de huid vindt, en welke kronkelachtig schijnt te loopen, kan ik naauwelijks gelooven eene zenuwstreng te zijn, - enz. De verzameling van Entozoä is tamelijk talrijk, en bevat de meeste genera; het genus echinococcus ontbreekt b.v. (Zie cuvier, Règn. an. IV. p. 47.) Slechts van de Ascaris lumbricoides vindt men een ontleedkundig preparaat. Voor het overige bepaalt zich deze verzameling tot de dieren, en is dus meer dierkundig dan ontleedkundig. Hierop volgen de Acalephae cuv. Actinia. Vele soorten zonder etiquetten. Diverses parties d'une Actinie. A. plumosa, fendue verticalement pour montrer son intérieur. A. brune, préparation montrant l'origine des filemens. Zoanthus. Z. alcyonium mammillosum, in den vorm van eene breede oppervlakte. Zoanth. sociatus ouvert. Lucernaria. Een slecht exemplaar, waardoor men van dit genus geen begrip kan krijgen. Medusa. Verscheidene exemplaren in eene flesch. Zij zijn verder niet gedetermineerd, even min als vele kleine soorten van de expeditie van freycinet. Velen behooren tot de Equorées; zie cuvier, Règn. an. IV. p. 55. Phorcynia istiophora? du Havre. Aurelie rose, péron. Medusa aurita müll. et gm. (genus Cyanea, cuvier, l.l. p. 56). Chrysaore. Chr. du Havre, péron et lesueur. Chr. spilhémigone du Havre, pér. et les. (zeer schoon; om het dier zijnen vorm te doen behouden, heeft men onder de ombrelle een' ring van kurk ge- | |
[pagina 274]
| |
plaatst.) Nog andere soorten van Chrysaora van péron; vergelijk cuvier t.a.p. Rhizostoma. Rh. bleu, dont les ovaires ne sont point encore developpés; dezelfde soort opgespoten met melk, waarvan men den steel weggenomen en de maagholte geopend heeft. De tentacula (grijpers, zoo als baster ze noemt) van dezelfde soort met melk opgespoten; zeer schoon. Een dergelijk preparaat met inkt voldoet daarentegen in het geheel niet. Grand individu du Rh. bleu, injecté au lait, enz. Béroé globuleux. (Baster, Natuurk. Uitspanningen, 3de Stuk, Tab. XIV, Fig. VI, VII.) Béroés entiers et ouverts. Charybdée périphylle, péron, Océan atlantique. Diphye piramidalis. Porpita, twee exemplaren, een van de expeditie van freycinet, 1820. (Iles Waigiou et Rawack.) Cartilage de vélelle (Medusa velella l.). Préparations de vélelles. Vélelle, par M.M. quoi et gaimard, Iles Waigiou et Rawack. (Exp. de M. freycinet, 1820.) Physalia, lam. Physale du Cap Vert, par M. taunai. La vélelle d'Amérique (Holuthuria physalis l.) Physsophora musonema, péron; de l'océan atlantique, enz. De verzameling wordt door de Polijpen met polijpenhuizen besloten. Men heeft hier een specimen van Tubipora musica met de diertjes, waaruit het gevoelen van oken wederlegd wordt, dat deze soort tot de ringdieren, even als de Serpula, zoude behooren. Er zijn in bakken achter glas eenige Sertulariae en Corallinae, doch dit is weinig; aan deze voorwerpen is, gelijk men begrijpen kan, het Museum van Natuurlijke Historie veel rijker. Onder de Pennatulae noem ik nog de Pennatula hydropica, eene nieuwe soort van Java, gezonden door lechenaud. Een breede stengel; het gedeelte, dat zonder baard is, kort en puntig uitloopende. De baarden | |
[pagina 275]
| |
zijn als platgedrukt, en dragen weinige, maar lange en harde stekels. Doch het is reeds te lang, dat ik mijne lezers heb bezig gehouden, en ik durf hun geduld niet langer op de proef stellen. Uit deze aanteekeningen, hoe gebrekkig ook, ziet men, welk een rijke schat in het Kabinet te Parijs gevonden wordt. En dit alles, zoo als het daar is, is gerangschikt en voor een groot gedeelte verzameld onder de leiding en het opzigt van één' man, die bijkans alle gedeelten van het dierenrijk door zijne onderzoekingen heeft opgehelderd, en vóór meer dan 20 jaren het eerst een eenigzins volledig zamenstel van vergelijkende Ontleedkunde gegeven heeft, dat nog als de voornaamste en rijkste bron van dierontleedkundige kennis moet beschouwd worden. Zoo veel vermag de zucht tot kennis der rijke, schoone Natuur; zulk eenen werkzamen ijver wekt deze kennis bij allen, die dezelve uit eigene aandrift beoefenen, en dit zijn de heerlijke vruchten, die uit deze werkzaamheid voortspruiten, wanneer hare pogingen worden ondersteund en aangemoedigd door een verlicht Bestuur, dat de wetenschappen weet te bevorderen en te waarderen. |
|