| |
| |
| |
Viertal brieven aan eenen vriend, over de tentoonstelling der kunstwerken van nog levende nederlandsche meesters, te Amsterdam, van den jare 1824.
(Vierde Brief.)
Niemand zal het ons betwisten, geachte Vriend! dat de invloed der Schilderkunst een uitgebreid vermogen oefent op den mensch, welke geaardheid hem ook moge beheerschen. Hierover uit te weiden, duldt, behalve dat ik daartoe mijne krachten mistrouwe, ook de tijd niet; er zou ligt een geheel boekdeel over dit onderwerp kunnen geschreven worden. Bezit zij de kracht, gelijk ik bij eene vorige gelegenheid aanmerkte, om ons, als 't ware, te doen verkeeren in den kring van waardige en dierbare vrienden, wier gelaatstrekken schier geheel het geheugen ontgaan, of die door uitgestrekte afstanden van ons gescheiden zijn, niet minder veraangenaamt zij den gevoeligen mensch, wanneer hij in zijne woning onder hare voortbrengselen ook zulke aanschouwt, die hem het bekoorlijke van vroeger bezochte streken herinneren, of al de schoonheden der hem omringende Natuur, zoo krachtig als naar waarheid, in vollen glans wedergeven. Wat al bevallige verscheidenheid van landelijke tafereelen, waartoe onze neiging zoo kennelijk overhelt, vertoonde wederom de tegenwoordige Tentoonstelling! Wilde men zijn oog spelen leiden door de verrukkelijkste streken onzer Noordelijke of Zuidelijke gewesten, niet onvoldaan - wat zeg ik! de hoogste voldoening werd den beschouwer ten deel. Waar p.g. van os en schelfhout, michaëlis, regenmorter, ommeganck, van der sande bakhuyzen, c.l. hanssen en zoo vele anderen, welke het bestek van dezen brief verbiedt te noemen, hunne kunstvoortbrengselen aanbieden, daar kan men veilig verzekerd wezen, dat zij ons door hun penseel verrukken, en, in zoete vervoering, te midden van vruchtbare velden, heuvelen, dalen, bergen, rotsen en de aangenaamste landouwen rondleiden, om ons daaruit met kracht als op te wekken, wanneer wij den bruisenden waterval niet alleen zien, maar met eene ontzettende kracht in de diepte hooren nederstorten. Ja, schelfhout en van os, bevorens
sieraden in dit vak, waren het
| |
| |
ook thans. Beiden, met uitmuntende en zeldzame bekwaamheden toegerust, hielden de bewondering gaande. Eenvoudigheid en waarheid, die trouwe gezellinnen van het eenig schoone, zijn zoo eigen aan al de stukken van schelfhout, maar waren het vooral aan het overheerlijk en betooverend gezigt van de Hofftede Raaphorst bij Leyden, als zijn meesterlijk penseel blijken geeft van nog steeds toenemend kunstvermogen. De verdienstelijke p.g. van os, welken ik in mijnen tweeden brief reeds noemde, schitterde niet minder met ongeleenden glans. Zijne twee Hollandsche Landschappen gaven, boven die uit de Provincie Luik, nieuwe en de overtuigendste blijken van zijn uitmuntend talent en groot genie.
De met veel lofs bekende michaëlis heeft wederom veel genoegen gegeven. De Landschappen, door hem ingezonden, strekten genoegzaam ten blijke, niet slechts van zijne zucht en ijver, maar ook van zijne geoefende hand en getrouwe navolging.
Niet minder ijver en toeneming in bekwaamheden spreidde de Heer van ravenswaay ten toon. Men heeft wel eens, en te regt, opgemerkt, dat deze kunstenaar zich meer moest toeleggen op waarheid van kleur; doch de voortzetting zijner studie, en het naauwkeurig gadeslaan van hetgeen hem in dezen nog ontbreekt, zullen hem zeker aanleiding tot verdere volmaking geven, daar nu reeds zijn naam onder de beste Schilders in dit vak te noemen is.
Weinige stukken ontvingen wij van de kunstenaars uit de Zuidelijke Provinciën; en die men had, ik ontveins het niet, waren niet geschikt, om ongemeene bewondering voor derzelver vervaardigers te verwekken. Hoe gaarne hadden wij de voortbrengselen van van assche ontmoet, die vóór twee jaren zich zoo meesterlijk onderscheidde, en inderdaad onder de Landschapschilders eene voortreffelijke plaats bekleedt! De voornaamste waren thans regenmorter, ommeganck, ducorron; doch de eigene behandeling van ommeganck, hoezeer gepaard gaande met eene nette uitvoering, wordt door elk niet zoo gretig aangenomen, als men anderzins de verdiensten van dezen Schilder regtmatige hulde doet. Zoo waren de beide stukken van ducorron mede minder uitstekend, dan die hij vroeger leverde. Alles bevestigt de opmerking, dat de Hollandsche School boven de Vlaamsche tot de bearbeiding van deze onderwerpen meerdere
| |
| |
strekking, en daaraan sikscher en aangenamer behandeling paart; zoodat zij in dit gedeelte der kunst hare nationaliteit handhaaft, en, even als vóór omtrent twee eeuwen, uitmuntende Meesters bezit.
Mijn brief zou veel te uitgebreid worden, indien ik van alle degenen wilde gewagen, die bijdragen leverden. Sommigen, b.v. regenmorter, hebben wij reeds elders ontmoet; maar hij slaagde, naar het mij voorkomt, min gelukkig; zoo ook de allezins verdienstelijke westenberg, die zich door eene bijzondere wijze van behandeling, volgens sommiger meening, niet zoo voordeelig in het Landschap onderscheidde, als bevorens. Hanssen, de oude, heeft uitstekende vorderingen aan den dag gelegd, zoo als mede de stukken van p. barbiers, te Amsterdam, zijner vroegere kunstvruchten niet onwaardig waren. P. de goeje heeft zeer veel aanleg tot gedurige vordering, gelijk ook van der sande bakhuyzen, welke laatste op nieuw, in zijne drie schilderijen, overvloedige bewijzen van zijne geschiktheid voor dit vak heeft getoond. Smak gregoor en eene menigte anderen staafden met waardigheid, dat zij de onderscheiding, aan hunne bekwaamheden verschuldigd en ook reeds toegekend, inderdaad blijven verdienen. Uit het verafgelegene Rome zelfs vergaten voogd en teerling hun vaderland niet. In het bijzonder trof de natuurlijke en juiste behandeling van den zeer bekwamen oberman, in alle zijne stukken met paarden; zoodat hij in deze soort althans, bij verdere voortzetting zijner studiën, grooten lof zal behalen, gelijk hem die bereids in ruime mate werd toegekend. Ik weet niet, of ik dasveld bij de Kunstenaars dan wel bij de Liefhebbers zal plaatsen; maar zeker is het, dat hij roem verdient door zijne honden.
Treffen intusschen de voortbrengselen van kunstenaars van beroep het oog en hart van den liefhebber en beschouwer, hoe veel te meer moeten dit de stukken doen van de genen, die de Schilderkunst als verpoozing in snipperuren beoefenen, en daarvan zulke uitstekende blijken geven als brondgeest? Met de gelukkigste aanwending van een warm gevoel voor het schoone, heeft hij vóór twee jaren reeds getoond, dat men van zijne hand al beter en beter mag verwachten. Zijn Wintertje beviel mij bovenal. Töpfer blijft hem met vasten tred volgen; terwijl de geachte Liefhebbers muller,
| |
| |
praetorius, nepveu, engelberts, van veen en splitgerber door uitnemende proeven hebben doen zien, dat zij zich weten te verheffen boven het vooroordeel van dezulken, die de kunst te laag, of, beter gezegd, die haar in het geheel niet weten te schatten.
Het Miniatuurschilderen wordt met lust en ijver voortgezet door de bekende Kunstenaars grebner, hopman, de la tour, watrin. Moge al dit gedeelte der kunst achterstaan bij het reeds genoemde, deszelfs beoefenaars, waaronder wij ook schmetterling, gardner, leijerdorp en anderen tellen, zijn daarom niet minder te achten, en gaven bewijzen, dat zij hunne bekwaamheden evenzeer ten beste der kunst aanwenden. Over het algemeen, echter, zagen wij te voren dit vak gelukkiger beoefend.
Onder de Teekeningen en Gravures bevond zich zoo weinig opmerkelijks, dat ik deze enkele vermelding reeds voor genoegzaam mag rekenen. De Graveerkunst althans blijft aanhoudend in eenen staat van kwijning verkeeren, waaruit alleen hoog gezag en magt, tot ondersteuning, aanmoediging en opwekking, het vermogen bezit, haar op te beuren.
Wat eene aanwending van zulke middelen en krachten vermag, leerde de ondervinding in de Beeldhouwkunst. Zeker is het te bejammeren, dat wij de bijdragen van onzea gabriël moesten missen; maar men verheugde zich toch in die van roijer, die reeds de vruchten der Koninklijke weldaad plukt, aan zijnen aanleg en bereids getoonde bekwaamheden tot eene belooning geschonken. Het Prijsbeeld, waarmede hij deze onderscheiding behaalde, strekt ten blijke van zijnen vernuftigen geest, gelijk mede zijne Pleister-borstbeelden en de Kruisiging, in aarde gebootseerd, gegronde hoop voor zijne verdere volmaking doen opvatten. De Nederlander kessels, te Rome gevestigd, heeft zich en zijne voortreffelijke verdiensten op eene uitnemende wijze kenbaar gemaakt. De fraaije bewerking van zijnen rustenden Schijfwerper en van Mars getuigden van 's mans bekwaamheden, die den Nederlandschen roem ook in het Vaderland der Kunsten verbreiden. Minder gelukkig was, naar het vrij algemeene oordeel, parmentier in het beeld van Jason. De al te groote navolging, waardoor het zoo weinig oorspronkelijks had, zal de vervaardiger, bij eene opzettelijke en naauwkeurige studie, voor 't vervolg zeker moeten en kunnen vermijden, om met luister in dit vak voort te gaan, gelijk het
| |
| |
marmeren Mercurius-beeld reeds van eene uitnemende bewerking getuigenis gaf.
De behandeling van moritz, in de voorstelling van Ariadne door Theseus verlaten, in pleister, kenmerkt, evenzeer als zijne schilderijen, de ervarenheid van dezen Meester. Ook de bekwame van ravenswaay leverde eenen Stier en eene Koe, voortreffelijk bewerkt; en wij moeten hem ten ernstigste aansporen, om in dit vak, waarvan wij nu zulke schoone proeven hebben gezien, voort te gaan.
De Stempelsnijkunst, eindelijk, blijft even lofwaardig beoefend door den Kunstenaar braemt, dien simon nog niet op zijde streeft. Wat de aanmoediging van hooger hand ook hier heeft uitgewerkt, is te overtuigend, om niet te wenschen, dat het den ijverigen braemt daaraan nimmer moge ontbreken. De medalje op het vierde Eeuwseest van koster's uitvinding en Haarlems eer is in veler handen, en kan tot bewijs dienen, hoezeer hij uitmunt boven zijne Landgenooten, medeärbeiders in dit vak. Wij verheugen ons evenwel billijk, dat een ander, dien wij nimmer openlijk hebben zien optreden, van der kellen namelijk, de beoefening van dit eertijds bloejende deel der vaderlandsche kunst tot zijne studie heeft gesteld, en wenschen regt hartelijk, dat hunner aller bekwaamheden eene verdere en blijvende aanmoediging mogen ondervinden, ook in de meer en meer aanwakkerende Penningliefhebberij, welke in onze tegenwoordige dagen steeds meerdere beschermers vindt.
En hiermede zoude ik van deze Tentoonstelling afstappen, zoo ik niet nog openhartig moest bekennen, dat, wanneer ik alles, wat ik u geschreven heb, overlees, ik overtuigd ben, dat ik welligt beter gedaan had, van de geheele Tentoonstelling gezwegen te hebben. Geloof mij, Kunst moet men zien, en wel dikwerf zien. Door vergelijkende beschouwing wordt men wijs; en al dat geschrijf en gepraat en verhandelen over Kunst doet ter zake, waar het op aankomt, bitter weinig af! Hoe toch kan men iemand zonder bewijzen overtuigen? Zelfs al waart gij in de zalen der Tentoonstelling, ik zou het niet, of ten minste zeer bezwaarlijk, kunnen doen, en het allerminst in geschrifte. Het onderwerp is daartoe ook minder geschikt. Wil men de Kunst bevorderen, men bezoeke trouw ons Museum; men erlange toegang tot de voornaamste Kabinetten; men lette op de publieke veilingen, en, boven alles, men brenge het zijne toe, om schilderij als meubelstuk te gebrui- | |
| |
ken. Wanneer, als bij onze Voorvaders, in ieder fatsoenlijk huis schilderijen hingen, zoo leerde ieder al meer en beter zien, vergelijken, kiezen, en vonden tevens onze verdienstelijke Schilders meerdere en betere aanmoediging in hun werk. De Tentoonstellingen moeten verloopen, als het Prentwerk van vreemden niet meer opgeruimd wordt, en er niet meer algemeen koopers voor Schilderijen komen. Ik keur geenszins af, dat, bij de Haarlemsche Tentoonstelling van Kunstwerken, ook deze deel hebben aan de Loterij; maar, in gevalle schilderij, als eertijds, gezet meubel was, zou zulks onnoodig zijn, en alle Loterij heeft iets tegen zich. Ik beken, de kunstenaars moesten, over het geheel, hunne prijzen redelijker stellen. Eerstbeginnenden moesten nooit vergeten, dat eigene oefening tot vordering de edelste en gereedste betaling is; meergevorderden moesten brave, kundige en belangelooze vrienden, lieden, die het rond zeggen zoo als men het meent, raadplegen, eer zij prijs bepaalden, of zelfs stukken
inzonden. Zij moesten denken, dat zij, die hierin opregt handelen, hunne beste vrienden zijn. De grootste, de voornaamste kunnen ligt te veel vragen, en de markt voor zichzelven en anderen, die hen hierm vooral navolgen, bederven. Zij inzonderheid moeten alles vermijden, wat naar manier of mode zweemt. Ieder volge zijnen eigen', natuurlijken aanleg, en bestudere niemand, dan zichzelven. Men moet daarbij (hoe paradox zulks sommigen moge schijnen) zichzelven klein schatten en eigene behandeling minachten: men moet onze beste oude Meesters door en door, ja altijd zien, maar nooit kopijeren, volgen, overnemen, of wat dies meer zij. Ieder passe zijn eigen oog en gevoel toe op hetgene hij wil uitdrukken, en dat op zijne wijze. De Natuur is rijk; de Kunst, in zekeren zin, nog rijker. Een en hetzelfde geval in de Natuur kan op houderd onderscheidene wijzen goed en natuurlijk afgebeeld worden, al is het anders. Waarlijk treffende rijkdom der Kunst! Hetzelfde beestje van adriaan van de velde, karel du jardin, of potter, zal naauwkeurig waar en uitstekend zijn, en zeker is het bij alle drie verscheiden. Zoo is het met alles. Wat de Kunst het meeste benadeelt, is eigenof liever waanwijsheid. Wij hoorden eens een' geoefend' Kunstenaar zeggen: ‘De ware Kunstenaar moet zijn als de ware Filozoof, die denkt, dat hij niets weet, en dus niet wijs, maar wijsbegeerig.’ Ja, zoo zij een ieder begeerig om Kunstenaar te worden, maar niemand achte zich het te
| |
| |
zijn! Een ander noeme den Wijsgeer wijs, den kunstbegeerigen Kunstenaar; hij zelf mag, ja moet door kunstvuur zich warm en bezield gevoelen; maar, gelijk in de zedelijke en godsdienstige wereld uit ootmoed het ware vertrouwen geboren wordt, zoo ook moet uit gevoel van het eigen gebrekkige de meerdere volmaking natuurlijk volgen. Als men de manier van rembrandt, en andere dergelijke eerste Kunstenaars, nagaat, dan ziet men overal studie, beproeving van zichzelven, allerlei oefening om iets goeds voort te brengen, en juist daardoor werden zij eerste Meesters; maar rembrandt raadpleegde zeker, behalve zichzelven, six en andere Liefhebbers, niet om hen te volgen, maar om te hooren, wat zij zeiden, en wat uitwerking zijne stukken op kundigen, ja dikwerf op onkundigen, deden. Door hooren, vragen, vergelijken en eigene studie wordt men, geloof mij, wijs; door zichzelven volleerd of op eene vaste hoogte te achten, moet men gemanierd worden of achteruitgaan. Nederigheid en gevoel van eigene waarde kunnen zeer wel met elkander gepaard gaan; maar de hoogmoedige komt meest altijd ten val.
Misschien doet dit mijn geschrijf nog eenig nut. Het moge voor 't minst het oppervlakkige van mijn eigenlijk oordeel over de Tentoonstelling vergoeden. Ik herhaal het: voor hem, die zien kan, is mijn geschrijf niet noodig, en een ander, min kundig, kan even goed op het kompas van mijnen buurman afzeilen; want noch ik, noch hij, noch iemand ter wereld kan door eenige beschrijving bewijs leveren, dat een kunststuk waarlijk mooi is. Ik had daarom reeds lang moeten doen, wat ik nu doe, dat is - eindigen, en mij noemen, enz. |
|