Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Na de inzage van des heeren A.S. Thelwall's zoogenaamde christelijke opwekking. Wij schenken, met blijdschap, aan de armen ons brood, En redden den broeder, zoo graag, uit den nood; Wij helpen en geven, in kommer en smart, En 't helpen en geven bezaligt ons hart. Wij hooren in stormen en onweêr Gods stem, En buigen ons neder en knielen voor Hem, En danken den Vader, in Christus, den Heer, En roemen Zijn grootheid en prijzen Zijne eer. Wij zien in de rampen des levens geen straf; Want zegen is al, wat de Godheid ons gaf: In voorspoed en onheil, in vreugde en in druk, Bedoelt toch een Vader ons duurzaam geluk. Wij eeren dien Vader en dienen Zijn' Zoon; Geen pligt is den Christen meer eervol en schoon; De liefde tot Hem drijft tot weldoen ons aan, En zalig is 't ons, in Zijn voetspoor te gaan. Wij kleeden den naakten en geven hem brood, En doen, wat de Heiland der wereld gebood; En, als iets verkeerds dit ons pogen bevlekt, Dan wordt door Zijn liefde die zwakheid bedekt. [pagina 197] [p. 197] Wij vragen noch gissen met angstig gesteen, Maar laten het oordeel der Godheid alleen: Ondenkbaar verheven en eeuwig is Hij; Maar stof zijn wij allen - van gistren zijn wij. Wij knielen - maar zetten ons niet op den troon, Den troon van den Vader en Christus, Zijn' Zoon; Wij eeren Zijn lessen en volgen Zijn' wil, In ootmoed des harten, geloovig en stil. Wij eeren de dienaars, die Hij ons hier liet; Wij lastren, beliegen en smaden hen niet; En zijn zij ook menschen, ons allen gelijk, Zij zijn toch gezanten van 't hemelsche rijk. Wij houden hen immer in achting en eer, Als knechten en dienaars van Christus, den Heer; In Hem zijn zij allen ons dierbaar en waard, Door wie onze Koning Zijn rijk hier vergaart. Wij laten hier schelden en smaden, wie wil; Ook Jezus zweeg eenmaal op lastertaal stil: Wij volgen het voorbeeld, dat Christus ons liet, En schelden en smaden den lasteraar niet. Wij stenen noch zuchten van oordeel of straf. Eens scheidt onze Meester het graan van het kaf; Eens rigt Hij en oordeelt; de Hoogmoed stort neêr, Maar Liefde verwerft dan de straalkroon der eer. Wij wachten dat oordeel, en zwijgen bedaard. Dan toch wordt het kaf en het koren vergaard; Dan dragen Gods Englen het graan in de schuur, Maar werpen het kaf met het onkruid in 't vuur. w.h. warnsinck, bz. Vorige Volgende