Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige aanteekeningen, over het kabinet van vergelijkende ontleedkunde, te Parijs.(Vervolg van bl. 115.)
In de vierde kamer zijn skeletten van vogels en amphibiën. Onder de skeletten van vogels bevinden zich twee exemplaren van de Secretaris of Slangendooder (Gypogeranus illig.), twee van Struthio Camelus en Str. Rhea, een van den gewonen Casuaris, en een van de soort uit | |||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||
Nieuw-Holland. Hier is ook het bekende skelet van den Ibis, die door geoffroy uit Theben is medegebragt. Het bereiden van hetzelve moet met groote omzigtigheid en handigheid geschied zijn; want ligtelijk vallen dergelijke voorwerpen, als zij aan de lucht blootgesteld worden, te zamen. Op de etiquette leest men nog: Ibis antique, trouve dans les grottes de Thèbes par le citoyen geoffroy, monté par le citoyen rousseau. Voor het overige moet ik, zonder vooringenomenheid, getuigen, dat de verzameling van vogelskeletten in het Leydsche Museum beter is. Vele voorwerpen zijn hier in eenen slechten staat. Van de amphibiën heeft men hier skeletten van Testudo mydas en andere schildpadden, Tryonyx gangeticus enz. (In deze kast bevond zich ook eene groote flesch met de organa genitalia feminina van den Eleph. indicus; maar door de gekleurde flesch kon men weinig hiervan onderscheiden. Hoe dit preparaat hier verdwaald was, begrijp ik niet.) Boven de kasten staan twee skeletten van Crocodilus biporcatus, een van Alligator sclerops, en een van Alligator lucius. In de bakken onder glas bevond zich in deze kamer het volgende: Dentition de Crocodiles, de Squales du Diodon, Orthagoriscus, Tetraodon, Salmo, Cyprinus, Scarus, Sparus, Sciaena, Lophius. Langues et palais d'un poisson inconnu. Het zijn lange beenplaten, die met kleine knobbeltjes even als met verbeende papillen bezet zijn. Onder deze preparaten moet ik ook gewag maken van een stuk, dat de etiquette heeft: Os pharyngien de Scare. Het is symmetriek en aan een' langwerpigen regthoek gelijk, waarvan de kleinere zijden door kromme lijnen of bogen vervangen worden. Het heeft aan wederzijden twee takken, die dwars geplaatst zijn, en in het midden smaller zijn dan aan hunne basis of uiteinde. Het middelstuk, dat wij met een' regthoek vergeleken hebben, is aan deszelfs bovenste oppervlakte geheel met tanden bezet, die in rijen staan, en eene boogvormige gedaante heb- | |||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||
ben. - De naam os pharyngien is in zoo verre onbepaald, daar men ossa pharyngealia superiora en inferiora bij de visschen aantreft. Daar echter dit been symmetriek is, besluit ik, dat het in de middellijn des ligchaams geplaatst en een onpaar been is; en, daar nu de Scarus twee ossa pharyngealia superiora, maar slechts één inferius heeft, zoo is dit been werkelijk het os pharyngeale inferius of het criceale van geoffroy, dat hier, gelijk bij Xiphias, Belone, Chaetodon en Labrus, enkel is. - Voorts bevond zich in deze bakken voor de anatomie der articulata het volgende: Parties solides du Limule Cyclope, du Poupart, du Homard, de la Squille Mante, du Penée Brasilien. Men weet, hoe ver men het in de laatste jaren in het onderscheiden der deelen van de articulata gebragt heeft, en hoe uitgestrekt de Terminologie daardoor geworden is. Wij weten niet, of het geringe nut, dat de silozofische Dierkunde daaruit trekt, deze meerdere omslagtigheid en moeijelijkheid der kunstspraak wel vergoedt. Doch in allen gevalle is het belangrijk, deze deelen hier met zorg gescheiden en gerangschikt te zien. Men vindt hier wijders ook vele dergelijke harde deelen van eigenlijk gezegde insekten. Onder deze preparaten merk ik op: Elytre de Hanneton (Melolontha vulgaris) traité par la potasse caustique, et reduite à l'Entomeline; substance propre aux tégumens des animaux articulés, dont elle constitue la plus grande partie. Deze Entomeline is eene vliezige halfdoorschijnende zelfstandigheid, die gelijkt op drooge mucus, met welke zij veelligt ook in chemische eigenschappen zeer veel overeenkomst hebben zal. Modèle en plâtre d'une fibre musculaire des intestins dont le diamètre est 800 fois grossi. Modèle d'une portion du coeur des insectes pour faire voir la forme et la disposition des ouvertures auriculo-ventriculaires et des valvules qui les accompagnent. Dit alles, hetgeen tot de articulata betrekking heeft, is het werk van den Heer straus uit Straatsburg, die sedert eenige jaren in Parijs woont, en van wien ik tijdens mijn verblijf te Parijs eenig onderrigt in het ontleden der insekten heb mogen genieten. | |||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||
Het laatste preparaat, waarvan ik sprak, heeft betrekking tot eene uitvinding, door hem gedaan, aangaande het ruggevat der insekten, waarover men reeds zoo veel gegist en getwist heeft. Straus, namelijk, verhaalde mij, (daarna heeft hij zulks ook voorloopig in een der nommers van het Bulletin universel van ferussac aangekondigd) dat hij bij de insekten eenen waren omloop ontdekt had. Het hart is niet gesloten, maar heeft zijdelingsche openingen (trous auriculo-ventriculaires) en klapvliezen bij deze openingen. In den kop zendt het aan wederzijde een' tak uit, die zeer fijn is, en waarvan het einde niet gesloten is. Het vocht wordt nu in het ligchaam uitgestort. De omloop gaat dus van achteren naar vorenGa naar voetnoot(*), terwijl door de openingen steeds nieuw cambium (zoo mag men, dunkt mij, het bloed der insekten wel noemen) in het ruggevat wordt gestort. - Met ongeduld ziet zeker elk de door het Fransche Instituut bekroonde Verhandeling over de Melolontha van straus te gemoet. Ik heb er de teekeningen van gezien, en kon niet anders dan met latreille toestemmen, dat dit werk, geheel in den geest van dat van lyonnet ver- | |||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||
vaardigd, eene hoogstbelangrijke bijdrage voor de ontleedkunde der insekten is. Voor deze ontleedkunde der insekten kan straus meerdere bijdragen leveren. Hij heeft uit bijna alle familiën eenige soorten ontleed, en, hetgeen hij gevonden heeft, afgeteekend. Ik wensch niets vuriger, dan, zoo ik krachten en lust behoude, in het vervolg een gedeelte van mijnen tijd aan dit onderzoek te besteden, daar ik verzekerd ben, dat men uit de ontleedkunde der lagere dieren althans even gewigtige waarheden voor de menschelijke physiologie kan afleiden, dan uit het onderzoek der zoogdieren. - Mijne dankbaarheid voor den Heer straus vorderde, dat ik in deze aanteekeningen zijnen naam niet verzweeg. Hij is mijn leermeester en mijn vriend, en zijne onafgebrokene werkzaamheid strekt ten bewijze, met hoe veel geestdrift de natuuronderzoeker zijne studiën beoefent. - Doch keeren wij, na dezen uitstap, weder tot de verzameling terug. In de vijfde kamer zijn skeletten van amphibiën en visschen geplaatst. Onder de eersten (hagedisachtigen, kikvorschachtigen en slangen; de schildpadden zijn in de vierde kamer geplaatst) merk ik op: Sauvegarde élégant de la Nouvelle Hollande, de péron. Een klein exemplaar van Alligator lucius. Een dito van een' zeer jongen Crocod. niloticus. (Ik konde hieraan geene epiphyses ontdekken. Cuvier zeide mij, dat hij bij krokodillen nooit epiphyses gezien had, en dat hij niet geloofde, dat ze die ooit hadden, hoe klein ze ook waren. In het algemeen schijnen de lagere vertebraja, en vooral de visschen, nog aanmerkelijk te groeijen, nadat de epiphyses reeds in apophyses veranderd zijn, en de beenwording geheel voltooid is.) Lacerta amboinensis; Draco volans (een slecht skelet); verscheidene kameleons; Lac. aurata; Bipède, espèce nouvelle rapportée par M. péron; eene kleine Boa constrictor; Couleuvre du Cap, par M. delalande; Col. natrix; Anguis fragilis; Trigonocephale jaune (Vip. lanceolata); Crotalus horridus, verscheidene exemplaren; Elaps lemniscatus; Vipera naja; Colub. laticaudatas; | |||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||
Hydrophis granulatus; Rana.... de New-Yorck, par M. milbert; R. occllata; R. pipa; R. typhonia; Lacerta salamandra; Triton cristatus, drie exemplaren; Tr. palmatus (2); Tr. punctatus (2); Tr. Gesneri (2); Tr. alpestris (1); Siren lacertina. Bij uitstek rijk is de verzameling van visch-skeletten. Ik heb van dezelve eene lijst vervaardigd, die ik zoude mededeelen, zoo ik niet dacht, dat eene optelling van meer dan 300 voorwerpen voor de meesten mijner lezers weinig belang zoude hebben. Zij zijn geschikt naar het Ichthyologisch systema van cuvier, hetwelk men in het tweede deel van zijn Règne animal vinden kan. Met genoegen vernam ik, dat cuvier aan eene uitgebreide Ichthyologie werkt, welke weldra het licht zal zien. Hierin zal tevens de anatomie der visschen uitvoerig behandeld worden; en wij mogen hierin ook eene vergelijkende osteologie der visschen verwachten, waarin van den rijken schat, dien men hier vindt, behoorlijk gebruik zal zijn gemaakt. Tot eene proeve mijner aanteekeningen, zij het mij vergund, hier iets over het skelet van den Orthagoriscus mola te laten volgen. De ruggraat bestaat uit zestien wervelen. De bovenste processus spinosi vindt men alleen in de acht voorste wervelen; in de vier voorste wervelen zijn zij niet, gelijk schulze zegt, afwezig, maar zeer schuinsch en naar achteren geplaatst, en vloeijen met het breedere doornachtig uitsteeksel van den vijfden wervel ineen. De laatste wervel heeft geene apophyses. Het ligchaam eindigt in eene vliezige uitbreiding, welke met de rug- en aarsvin te zamen hangt, en in welke zestien beenstrepen gezien worden, die van boven de voortzetting schijnen te zijn van de stralen der rugvin, van onderen van die der aarsvin. Schulze heeft in zijn exemplaar zeventien wervelen gevonden. Ik heb van dit verschil in het getal der wervelen bij ééne en dezelfde soort van visch reeds meerdere voorbeelden in mijne Dissertatie de sceleto Piscium bijgebragt, doch durf vooralsnog niet bepalen, of een grooter aantal een' hoogeren ouderdom van het individu | |||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||
bewijst, dan of het enkel toevallig is, en reeds in de jeugd zoodanig was. Schulze, die het eerste gelooft, heeft daaromtrent beloofd waarnemingen mede te deelen, waarnaar ik zeer verlangend ben. In bakken vindt men in deze kamer vele ossa hyoïdes van zoogdieren, vogels en amphibiën, en arcus branchiales van visschen. In de zesde kamer zijn myologische preparaten. In de eerste kast aan de linkerhand (zoo begint men in elke kamer) vindt men preparaten op liquor van de spieren van den rug en de onderste ledematen bij kinderen; een waspreparaat van de spieren van het aangezigt en den hals van een' volwassenen, en een dergelijk, waarin sommige spieren van de bovenste laag, zoo als de orbiculares oculorum, zijn weggenomen; myologie van een Orang en andere apen; deze dieren zijn geheel in flesschen, en meestal is enkel de huid weggenomen. Men kan aan deze preparaten niet veel zien, en, zoo als ze daar staan, hebben ze weinig nut. Men moet echter een groot gedeelte van het Kabinet van vergelijkende Ontleedkunde als een Magazijn beschouwen, waaruit cuvier voor bepaalde onderzoekingen bij voorkomende gelegenheid voorwerpen neemt. Zoodanige preparaten vindt men in deze kamer ook van Talpa, Erinaceus, Tenrec (Centenes illig.), Meles, Viverra nasica, Ursus lotor, Mustela furo, enz. Men vindt hier ook eene cavia acuti, nog onveranderd en met haar bedekt, niettegenstaande op de eituqette der flesch het gewone Myologie d' Agouti femelle geschreven staat; verscheidene stukken van den snuit van den Olifant; spieren van den arm en hals van een' hond, spieren van een' jongen wolf, enz.; extrémités antérieures injectées d'une Lionne de 6 mois. (Eene opspuiting kan men dit naauwelijks noemen; men ziet hier en daar eene roode streep. Ook zijn de meeste opspuitingen van dit Kabinet slecht uitgevallen.) Onder de vele myologische preparaten van vogels zijn er van den struisvogel, arend en sperwer; van den Falco | |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
serpentarius; van eene paauwin; ook eenige koppen en pooten van vogels. Onder die van amphibiën: van Testudo mydas de linker voorpoot, het bekken en de achterste ledematen; een spierpreparaat van den kaiman met den snoekenkop (alligator lucius), en van den Allig. sclerops; van den Cameléon, en van Siren lacertina. Zie hier de lijst van de myologische preparaten van visschen:
Wijders zijn hier eenige preparaten van de spieren van Sepia en Octopus. Ook is in deze kamer nog een droog preparaat van de vaten en spieren van een kind. Het kind zal 6 of 7 jaren oud zijn. Dit preparaat schijnt te bederven en te verteren. Hoe gedroogde spieren zich voordoen, weet elk, die met de verzamelingen op onze zoogenoemde snijkamers bekend is. Ondertusschen vindt men in Frankrijk nog vele dergelijke preparaten, vooral in het Kabinet van de Veeärtsenijschool te Alfort, waar men onder anderen een foetus humanus op deze wijze geprepareerd heeft, rijdende op een foetus van een paard! - Eindelijk vindt men nog in deze kamer de volgende stukken van kunst-ontleedkunde (Anatomie artificielle): Myologische | |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
waspreparaten van den mensch. Een kleine gladiator; armen en beenen - verkleind en natuurlijke grootte; zeer middelmatigGa naar voetnoot(*). Een gekleurd spierbeeld in pleister van den mensch, levensgrootte, in eene afzonderlijke glazen kast; de spieren zijn te hoog gekleurd. De myologie van het paard (verkleind) in gekleurd pleister, twee specimina; zoo ook een paarden- en koeijenkop (natuurlijke grootte); voorts ledematen van onderscheidene zoogdieren in hunne natuurlijke grootte, van den leeuw, van het paard, enz.
(Het vervolg hierna.) |
|