| |
| |
| |
Eenige minbekende, treffende bijzonderheden, rakende den dood van Maria Antoinetta, koningin van Frankrijk.
(Mémoires secrets etc. de la mort de la Reine de France, par M. lafont d'aussonne. Paris, 1824.)
Het vonnis des doods werd over maria antoinetta uitgesproken op den 16 October 1793, ten 4 ure in den morgen. Hare Advocaten hadden haar, uit een beginsel van menschelijkheid, gevleid met de hope, dat het Tribunal tot hare verbanning naar Duitschland zoude besluiten. Op het hooren van de woorden des doods stond de Koningin als versteend. Hare gemoedsbeweging vertoonde zich plotseling op haar gelaat, dat, gedurende eenige minuten, het onbezielde marmer gelijk scheen. Hermann, als Voorzitter, zeide tot haar: ‘Veroordeelde! hebt gij iets in te brengen tegen de toepassing der wet?’ Maria antoinetta, zich herstellende, wendde de oogen naar hare Advocaten. De Heer chauveau-lagarde zweeg. Tronçon-ducoudrai stond op, en sprak: ‘Ik doe het Tribunal opmerken, dat mijn dienst, ten aanzien van de Weduwe capet, geëindigd is; gevolgelijk heb ik er niets meer bij te voegen of te antwoorden.’ De Koningin wierp op den trouweloozen of bloohartigen verdediger eenen blik van verbaasdheid en verontwaardiging, zoo als hij verdiende, en verliet deze plaats der verschrikking, zonder het Tribunal of het publiek aan te zien. In de Conciergerie teruggekeerd, verzocht zij schrijfgereedschap, en stelde den bekenden treffenden brief aan Madame elizabeth. - Ten 7 ure des morgens van den dag des doods begaf zich de dienstmaagd van den Concierge, een goedhartig meisje, met name rosalie lamorlière, (nog in leven) naar de rampspoedige Koningin. ‘Ik vond haar,’ dus verhaalt zij zelve, ‘geheel gekleed, in rouwgewaad, te bedde, met de hand haar hoofd ondersteunende. ‘Mevrouw!’ zeide ik bevende, ‘gij hebt gisteravond niets
genuttigd, en bijkans niets den ganschen dag; wat verlangt gij te gebruiken?’ De Koningin schreide sterk, en antwoordde: ‘Ik heb niets meer noodig, mijn kind! 't Is met mij gedaan.’ Kort daarna zond men haar een beëedigd Priester, met name girard, om haar bij te staan;
| |
| |
maar zij begreep te regt, dat hij, die in gunste stond bij hare vervolgers, het vertrouwen hunner slagtoffers onwaardig was: zij bedankte hem alzoo, zonder bitterheid of eenige aanmerking, en sprak, op zijn lastig aanhouden: ‘Mijn geweten is gernst, Mijnheer! Ik zal met vertrouwen voor mijnen God verschijnen.’ - ‘Ten 8 ure,’ dus vervolgt het straks genoemde dienstmeisje, ‘keerde ik tot haar terug, (gelijk zij mij, bij het nuttigen van eenige weinige lepels bouillon op mijn aanhouden, had verzocht) om haar, door zware vloeijingen geheel uitgeput, te helpen in het verwisselen van linnen voor de laatste maal! Zij gaf mij een teeken, om voor haar bed te blijven staan, ten einde zich te verbergen voor den Gendarme, die, in hetzelfde vertrek, haar bewaakte; maar deze had de onbeschaamdheid van ons te naderen, om er getuige van te zijn. De ongelukkige Koningin, zich terstond zoo veel mogelijk bedekkende, zeide, met veel zachtheids: ‘In naam der eerbaarheid, Mijnheer! vergun, dat ik zonder getuige van linnen verwissele.’ Vergeefs! De Koningin zuchtte diep, en moest zich deze schaamtelooze verguizing laten welgevallen. - Ten 9 ure verscheen de Rapporteur, benevens de Regters. (!) De Koningin, geknield in den gebede voor hare legerstede, rees op, om hen te ontvangen. De Rapporteur zeide: ‘Luister aandachtig naar het lezen van uw vonnis!’ - ‘Dat is niet noodig,’ antwoordde de Vorstin met waardigheid; ‘ik ken dat vonnis maar al te wel!’ Het wederwoord was: ‘Dat doet er niet toe; men zal het u andermaal voorlezen.’ Na voleindigde lezing trad henry samson, de Beul, (toen een jong, buitengewoon forsch man, die nog leeft) binnen, naderde de Koningin, en zeide: ‘Reik uwe handen toe!’ Geheel ontsteld deed de ongelukkige twee schreden achterwaarts, en riep: ‘Is het om mij de handen te binden? Men heeft ze lodewijk
den XVI niet gebonden.’ De Regters zeiden tot samson: ‘Doe uw' pligt!’ - ‘o, Mijn God!’ riep de Koningin wanhopig uit. De Beul greep hierop, zonder te aarzelen, hare handen, en bond ze haar zeer sterk op den rug. De Koningin sloeg, zuchtende, hare oogen ten Hemel, maar bedwong de tranen, die in dezelve stonden. Vervolgens nam hij hare muts weg, en sneed haar het haar af. Bij deze verrigting, alsof zij dacht, dat men haar in den kerker wilde ombrengen, keerde zij zich met veel gemoedsbeweging om, en zag dus, wat haar gebeurde. - Ten 11 ure besteeg zij de noodlottige
| |
| |
kar, onder het dol geschreeuw van: ‘Vive la République! à bas les Rois!’ Zij beefde - van koude; want het was een zeer gure herfstdag. Zij staarde den ontzettenden volkshoop aan, toegestroomd op haren weg om haar te beschimpen, en haar blik was zacht en stil. Van tijd tot tijd scheen zij als uit eene diepe mijmering te ontwaken, en hare oogen wendden zich naar de huizen, waar zij thans dezelfde menschen aanschouwde, die haar weleer toejuichten, wanneer zij in het openbaar verscheen, en aan alle vensters de driekleurige vanen. In de straat St. Honoré wierp een klein kind, door de moeder ondersteund, haar een lieftalig kushandje toe; en een zachte blos van aandoening kleurde nog de wangen der Vorstin, en hare oogen vulden zich met tranen. Aan het plein van Château-d'Eau gekomen, herkende zij het verlaten paleis van den moordenaar harer Familie. Alle hare denkbeelden schenen zich, voor een oogenblik, op eene zoo hartverscheurende herinnering te bepalen; zij zuchtte diep, en wendde het gezigt af. Voor de kerk van St. Roch deed de Tooneelspeler grammont, die de kavallerij kommandeerde, den stoet halte houden, opdat het gemeen, op de trappen des tempels opeengetast, op zijn gemak de arme Koningin konde honen. Hij moet voldaan zijn geweest over het welgelukken van zijn doel. Immers, gedurende 15 of 20 minuten, weêrgalmde de lucht van den kreet: ‘Medicis! messalina! fredegonde!’ Na anderhalf uur rijdens en onmenschelijkheids, bereikte de kar de rue Royale, door drie dubbele rijen soldaten en verscheidene stukken geschut bezet. De Koningin begreep nu, dat de ijsselijke togt ten einde spoedde; en hare lippen bewogen zich, terwijl zij hare ziel Gode beval. Zij wendde met waardigheid het hoofd om, en - het schandelijk schavot vertoonde zich aan hare oogen.
Die oogen sloten zich onmiddellijk; doodbleekheid bedekte haar gelaat; haar hoofd zonk op hare borst neder..... zij had opgehouden te leven! Dank zij der Voorzienigheid, die mededoogen had met hare ellende; die haar, in zekeren zin, aan hare beulen ontrukte, en hun den laatsten triomf niet vergunde! Eene plotselinge beroerte maakte een einde aan haar lijden, en het was alleen haar lijk, niet haarzelve, hetgeen de Republikeinen op het schavot sleepten. - De schaamtelooze Scherpregter beschimpte het doorluchtig hoofd met twee klappen, terwijl hij het vertoonde aan het volk en de soldaten!
| |
| |
Aldus eindigde, op den leeftijd van 37 jaren, maria antoinetta, Koningin van Frankrijk, hare dagen!
Wie onzer Lezeren, in welk licht de ongelukkige Vorstin zich aan hem moge vertoonen, leest niet met aandoening deze treffende bijzonderheden van ooggetuigen, die dezelve met hunne namen bevestigen, en welke voorts met voldoende bewijzen zijn gestaafd? Wij vonden in het opgemelde werk nog vele andere, tot dusverre onbekende of min algemeen bekende bijzonderheden, het afgrijselijk tijdperk der Fransche Omwenteling, die het beschaafdste Volk van Europa, die Natie, welke zich, bij uitsluiting, de Groote noemt, in kannibalen en tijgers herschiep, betreffende. Bij voorbeeld: Dat courtois, Lid der Conventie, belast met het Rapport omtrent de nagelatene geheime papieren van den befaamden robespierre, daaronder het Testament van maria antoinetta heeft opgedolven, door robespierre bewaard, om hetzelve eenmaal aan de Dochter van lodewijk den XVI, en tevens haar de kroon en zijne hand aan te bieden! Dat de Comités het afschuwelijk plan befaamden, om de Koningin, in hare gevangenis, te verleiden, of, voor 't minst, haar de klad daarvan, te haren verderve, aan te wrijven, door middel van een daartoe omgekocht jong Militair van zeldzame ligchamelijke schoonheid, wien men het schitterendst lokaas voorspiegelde, ingevalle hij slaagde in zijne Judasrol van minnaar; maar dat hij, tot nadenken gekomen en berouw gevoelende, zichzelven bedierf, omdat hij weigerde zijne gevangene Koningin te bederven, of te verraden; immers het Schrikbewind deed den man verdwijnen (fit disparaitre), van dit schandelijk geheim bewust! Dat, na deze teleurstelling, chaumette en zijn handlanger hébert, op last des zelfden Gouvernements, eene Verklaring opstelden van den jongen Dauphin tegen zijne eigene Moeder en zijne Tante (dat zij beiden
hem gedébaucheerd hadden!); en, hem een Rekest voorlezende, waarin de jonge Gevangene verzocht aan zijne Familie te worden teruggegeven, het kind, door bedrog, in stede van dit, de opgemelde afschuwelijke Verklaring deden teekenen; op welke aantijging, voor hare Regters, door hébert, de diepste verontwaardiging hare wangen kleurde, terwijl zij, het hoofd met majesteit verheffende, op eenen toon, die alle de aanschouwers ontroerde, uitriep: ‘Ach! ik beroep mij op alle Moeders,
| |
| |
hier tegenwoordig, of zulk eene misdaad in de Natuur bestaat!’ waarop zij in tranen uitborst. (De gevangenneming van eenige honderd personen in de zaal, wien onwillekeurige blijken van aandoening waren ontsnapt, was het gevolg!) Dat die zelfde hébert, wien zijne rol door robespierre was gedicteerd, eenige maanden daarna, op last van dezen, werd geguillotineerd. Dat de rampzalige Vorstin eenmaal, in hare gevangenis, het wanhopig besluit nam, om zichzelve onder haar bedde te verstikken; dat een kermend stenen haar verzied; en dat de Officier, die haar bewaakte, haar, als met geweld, in deze poging verhinderde, terwijl zij uitriep: ‘Laat mij sterven! laat mij sterven!’ Dat, einlijk, Madame elizabeth, eerst door de debatten onderrigt van den moord harer Zuster, met een kalm gelaat de noodlottige kar besteeg, en, door haar godvruchtig voorbeeld, aan hare ongelukkige lotgenooten, waaronder vele Dames van rang, den moed hergaf; dat, de wind op de Pont-Neuf haar ligt hoofdhulsel medevoerende, alle de met haar veroordeelde vrouwen het hare insgelijks wegwierpen; dat, te dezer gelegenheid, het monstreus Tribunal, op het schavot, banken rondom het werktuig des doods had doen plaatsen; dat men alle deze slagtoffers dwong, zich daarop neder te zetten, en het bloed te zien stroomen en rooken van hare geliefde medgezellen; dat Madame elizabeth het eerst opvloog, maar de Scherpregter haar gewelddadig op hare zitplaats nederdrukte, en, alvorens haar te vergunnen om te sterven, meer dan dertig personen, onder hare oogen, ombragt!!! - Maar onze pen weigert, meerdere gruwelen uit dit pijnigend-belangrijk werk mede te deelen. |
|